15 Matching Annotations
  1. Last 7 days
    1. Dagelijkse

      Langetermijngeheugen = - grote capaciteit en duur - de items blijven inactief, totdat het STM ze ophaalt - PRIMING = activering van informatie in het LTM door sensorische input: gebeurt onbewust.

      Processen om informatie te verplaatsen = - ophalen (nadenken over het verleden), tegenhanger coderen, van LMT naar STM. - coderen = iets proberen te onthouden voor de toekomst, dit is actief en bewust - aandacht = aandacht schenken aan een informatiebron, zodat zintuiglijke input naar ons werkgeheugen gaat.

    1. Piaget

      Sensorimotorische fase (0-2 jaar). - Gedachte = openlijke fysieke acties - Alles in het heden.

      Preoperationele fase (2-7 jaar). - Denken verder dan hier en nu - Smboliseren van afwezige gebeurtenissen en objecten --> representational insight + "pretend play". - Perceptuele centratie --> langer is ook ouder. + - Egocentriciteit --> ik heb een broertje, dus iedereen heeft een broertje.

      Concreet operationele fase (7-11 jaar). - Concrete operaties --> nadenken over de omkeerbare gevolgen van acties (gebaseerd op ervaringen) - Decentratie = kind snapt in deze fase de conservatietaak (smal glas = breed glas) - Perspectief van ander

      Formeel operationele fase (11-16 jaar). - Abstract denken

    2. Interculturele verschillen in perceptie en redeneren

      Westerse culturen: meer analystisch (individuele motivatie). Dus bij creatieve problemen oplossen: meer abstract.

      Niet-westerse culturen: meer holistisch (context motivatie). Dus bij creatieve problemen oplossen: meer functioneel.

    3. Syllogisme

      Juiste afleidingen: - Affirm the atecedent = C is een A --> C is een B. - Deny the consequent = C is niet B --> C is niet A

      Onjuiste afleidingen: - Deny the antecedent = C is niet A --> C is niet B - Affirming the consequent = C is een B --> C is een A

      Een syllogisme is valide als de conclusie noodzakelijkerwijs volgt uit de premissen.

      Een syllogisme is waar als het syllogisme valide is en alle premissen waar zijn.

    1. De

      Sociometer-theorie van Leary = zelfrespect (gevoel van goedkeuring, acceptatie en sympathie voor zichzelf) komt voort uit een interne meter die acceptatie en afwijzing in een sociale omgeving meet.

      We construeren een zelfperceptie op basis van een zelfvergelijking met een referentiegroep. --> Big-fish-in-small-pond effect = studenten die op de middelbare de beste waren, zijn dat op de uni niet meer --> daling zelfvertrouwen.

      Positieve illusory bias = volwassenen overschatten hun eigen capaciteiten.

      Attitude = elke overtuiging/ mening die een beoordelend element bevat. Expliciete attidudes = bewuste, verbaal benoembare beoordelingen (langzaam, overwegen, prefrontale cortex) Impliciete attitudes = onbewuste, gemanifesteerd in automatische mentale associaties (snel, emotioneel, limbisch systeem --> impliciete associatietests: objecten sneller geclassificeerd als ze al sterk met elkaar geassocieerd zijn.

    2. Een alomvattende morele visie en een moreel zelfbeeld
      • Preconventioneel
      • Straf vermijden
      • Individueel voordeel
      • Conventioneel
      • Andere plezieren
      • Autoriteiten bepalen wat goed en slecht is
      • Post-conventioneel
      • Maatschappij en individu beschermen
      • Universele principes
    3. Hogere

      Adolescentie = overgang van 'kind' naar 'volwassene'.

      Verschuiving van focus op ouders naar leeftijdsgenoten --> vrienden kiezen met dezelfde interesses en gedrag.

      Conformiteit = ze willen eruit en ze willen zich gedragen als leeftijdsgenoten.

    4. erduidelijkend voorbeeld

      Piaget = morele ontwikkeling --> kinderen leren met elkaar over het maken van sociale regels.

      Vygotsky = impulscontrole (volgen van sociale regels) --> om mee te doen moet je je wel aan de regels houden.

      Gemengde leeftijden = weinig competitie, leermomenten voor jongere (profiteren van kennis ouderen) en oudere (versterken kennis door onderwijzen) kinderen.

      Sekseverschillen = - Fysieke en mentale gezondheid: meer agressie bij jongens, meisjes meer mentale stoornissen. - Fysieke ontwikkeling: jongens zijn actiever. - Cognitieve ontwikkeling: meisjes hebben betere taalvaardigheid - Sociaal-emotionele ontwikkeling: verschillen in risicogedrag, speelgoedkeuze en speelstijl.

      ! Ouders behandelen hun kinderen vanaf dag 1 gebaseerd op gender: meer praten met meisjes en meer stoeien met jongens

      Kinderen beseffen al vroeg dat (1) ze een biologisch geslacht hebben en (2) dat dit geslacht altijd zal blijven bestaan. Ze vormen zichzelf actief volgens het concept van gender in een bepaalde cultuur.

      Rond 8-11 jaar: hoogtepunt van de neiging om jongens (grote, hiërarchisch georganiseerde groepen + competitieve spellen + pesten/ opscheppen + koning van de heuvel) en meisjes (kleinere, meer intieme groepen + coöperatief spel + subtielere competitie + touwtje springen) te scheiden.

  2. May 2025
    1. Gladde spieren

      Gladde spieren = sturen spijsverteringsstelsel en andere organen Skeletspieren/ gestreepte spieren = beweging van het lichaam in relatie tot de omgeving Hartspieren = besturen het hart