69 Matching Annotations
  1. Oct 2024
    1. four dimensions

      4 dimensies van Hofstede: - Machtsafstand: gerepliceerd. Individualisme/ Collectivisme: gerepliceerd. - Mannelijkheid/ vrouwelijkheid: niet gerepliceerd. - Onzekerheidsvermijding: niet gerepliceerd.

    2. aised the following questions regarding Hofstede's IBM mode

      Kritiek op IBM-model Hofstede (=Minkov): - Vertegenwoordigd IBM nationale culturen. - Meten vragenlijsten correcte waarden. - Of culturele variatie betekenisvol is. - Ecologische fout: voorzichtig zijn met interpretatie.

    1. important constructs h

      Belangrijke constructen omtrent samenwerken: - Conformiteit: schikken naar sociale druk; hoger in collectivistische landen. - Compliance: aanpassen aan sociale druk qua openbaar gedrag. - Gehoorzaamheid: vorm van compliance, wanneer anderen directe bevelen opvolgen.

    2. remedied in several way

      Interculturele communicatie verhelpen: - Mindfulness: bewust van zichzelf. - Onzekerheidsreductie: onzekerheid minderen. - Face: bewust van eigen gezicht/ zorg over eigen presentatie in openbaar. - Emotieregulatie: negatieve emoties beheersen.

    3. involves a variety of obstacles

      Interculturele communicatie zwaktes: - Uitgaan van overeenkomsten. - Taalverschillen. - Non-verbale misinterpretatie. - Stereotypen. - Neiging om te oordelen. - Stress en angst. - Onzekerheid en ambiguïteit.

    4. Communication

      Communicatie: - Boodschap: informatie/ betekenis uitwisselen. - Codering: proces van informatie selecteren, inbedden en signaleren. - Signalen: waarneembaar gedrag waarin boodschap gecodeerd worden. - Kanalen: specifieke zintuigelijke kanalen om boodschap mee te verzenden en te ontvangen. - Decodering: proces waarbij signalen worden ontvangen en vertaald tot duidelijke boodschap.

    5. There is also evidence against this hypothesis

      Tegenargumenten voor "wat je niet weet kan je niet over nadenken": - Kleurwaarneming is universeel en niet afhankelijk van taal, ondanks dat niet alle talen dezelfde/ evenveel kleuren "weten". - Gedachten zijn te formuleren zonder woorden. - Meerdere betekenissen kunnen onder 1 begrip te vangen zijn, en dat dat haalbaar is in het gebruik.

    6. five structures,

      5 taalstructuren: - Lexicon: woorden waaruit taal bestaat. - Syntaxis en grammatica: regels qua woordvormen en zinnen. - Fonologie: regels over hoe woorden moeten klinken.<br /> - Semantiek: woordbetekenis. - Pragmatiek: regels over hoe taal gebruikt moet worden.

    1. hiring bilingual and bicultural staff; increasing the number of social workers in the community; having flexible hours so that people with multiple jobs can access care; reducing stigma by explaining what mental health care means

      Oplossingen voor beperkt hulp zoeken: - Bicultureel/ tweetalig personeel. - Aantal maatschapeplijke werkers vergroten. - Flexibele werktijden om makkelijker zorg op te zoeken. - Stigma verminderen door geestelijke gezondheidszorg toe te lichten.

    2. The barriers to seeking treatment are often different for minorities

      Barrières omtrent hulp zoeken voor minderheden: - Taalbarrières: beperkte taalvaardigheden maakt hulp zoeken lastiger. - Stigma en wantrouwen: stigma beperkt hulp zoeken. - Opvattingen over gezondheid en ziekte: sommige culturen staan voor wilskracht > behandelingen; inheemse geneeskunde, traditionele remedies, en alternatieve therapieën. - Sociale validiteit: wantrouwen tegenover gezondheidszorg. - Tekort aan middelen voor geestelijke gezondheid: gebrek aan geestelijke gezondheidszorg.

    3. Therapy is tied to a cultural frame of reference:

      Cultureel referentiekader omtrent therapie: - Definitie van abnormaliteit: per cultuur anders. - Relevantie van zelf: sommige culturen zijn meer onafhankelijk, anderen meer afhankelijk. - Kennis en vaardigheden van therapeut: culturele kennis is belangrijk. - Succes en functionaliteit: per cultuur andere betekenis.

    4. ultural distress syndromes

      Cultureel specifieke syndromen: - Amok: woedeaanval door slaaptekort. - Zar: oncontroleerbare bewegingen en mutisme. - Baksbat: extreme angst en wantrouwen. - Susto: verdriet, slaap/ eetproblemen en angst. - Latah: extreme schrikreactie en anderen herhalen. - Koro: extreme angst voor krimpende geslachtsdelen. - Ataques de nervios: controleverlies en huilen.

    5. which include three aspects of cultural understanding

      3 culturele aspecten van distress: - Culturele syndromen van distress: vaak gepaarde symptomen in bepaalde culturen. - Culturele idiomen van angstdistress: angstige emoties uiten in verschillende culturen. - Culturele verklaringen van angstdistress: oorzaken van distress per cultuur.

    6. The findings are as follows:

      Culturele dimensies en incidentie van bepaalde ziekten: - Hogere machtsafstand= + infecties, - CVD. - Hogere individualisme= + CVD, - infecties en bloedziektes. - Hogere onzekerheidsvermijding= + CVD, - bloedziekten/ hogere onzekerheid= + CVD. - Hoge masculiniteit= + bloedziekten.

    1. There is more universality based on the basic emotions

      Universaliteit gebaseerd op basisemoties: - Antecedenten: zelfde reactie op stimuli. - Fysiologie: overeenkomstige neurale paden bij bepaalde emoties. - Subjectieve ervaring: universele emotionele ervaring. - Herkenning: dezelfde emoties herkennen is vrijwel universeel. - Samenhang in emotionele reactiesystemen: compontenten van emotionele expressie (=gezicht, stem, etc.) zijn universeel. - Betekenis geven: universele reactie.

    2. Sternberg identifies three main forms of intelligence: analytical, creative and practical intelligence.

      Sternberg's 3 vormige intelligentie: - Analytisch. - Creatief. - Praktisch.

    3. This general intelligence factor forms the basis for various mental skills, such as verbal reasoning, quantitative reasoning, abstract visual reasoning and short-term memory.

      Algemene intelligentiefactor (=G); - Verbaal redeneren. - Kwantitatief redeneren. - Abstract visueel redeneren. - Kortetermijngeheugen.

    4. Flynn Effect

      Flynn Effect=omgevingsfactoren die IQ verhogen over generaties heen.

    5. Bell Curve

      Bell Curve=genetische factoren.

    6. However, this is a big over generalization

      Redenen van culturele verschillen in cognitie:<br /> - Situationele factoren/ experimentele onderzoeksontwerpen. - Attributiebiases zijn universeler dan gedacht. - Analytische waarnemingen werden niet gekoppeld aan interne locus of contral/ holistische waarnemingen werden niet gekoppeld aan externe locus of control. - Sommige geheugendelen zijn universeler. - Trainingseffecten worden niet in overweging genomen.

    7. This implies that Western cultures look more to paper, pictures and flat screens, or 2D shapes, so they may be more accustomed to recognizing such pictures as a Muller-Lyer illusion.

      3 dimensies symboliseren in 2: westerse culturen zien vaker in 2d; meer gewend aan afbeeldingen zoals bij deze illusies.

    1. GloCal was designed for this purpose and combines global (etic) and local (emic) elements.

      Glocal (=globale en lokale elementen): - Etic: woordenboeken, eigenschappen reduceren via vertrouwdheid, persoonlijkheidseigenschappen verzamelen via andere instrumenten. - Emic: aanvullende metingen ter reducatie/ andere woorden mogelijk verwijderen, kwalitatieve gegevens via gesproken eigenschappen, en gegevens vergelijken met andere culturen.

    2. Nine distinct clusters were eventually found: • Conscientiousness • Emotional stability Tip! Remember that the CPAI is a combination of emic and etic approaches. The emic approach focuses on culture-specific characteristics, such as the unique factor of interpersonal connectedness in Chinese culture. The etic approach then tests these characteristics in other cultures, such as Chinese and European Americans. The exam may ask about how these approaches work together to understand personality differences across cultures. Week 3 – Personality 10 • Extraversion • Facilitation/relief (guiding others) • Integrity (honesty, reliability, loyalty) • Intellect (creativity, talent) • Openness • Relationship harmony (approachability, accessibility) • Gentleness (agreeableness, kindness)

      9 clusters van SAPI: 1. Gewetensvolheid. 2. Emotionele stabiliteit. 3.. Extraversie. 4. Ontspanning. 5. Integriteit. 6. Intellect. 7. Openheid. 8. Relatieharmonie. 9. Zachtmoedigheid.

    3. Develop an indigenous theoretical model of personality, and • Develop a personality test that is not biased toward particular languages or ethnic groups in South Africa. This personality test would therefore comply with labor laws in South Africa.

      Doelen van SAPI-project: - Inheemse theoretische model van persoonlijkheid ontwikkelen. - Persoonlijkheidstest ontwikkelen die onbevooroordeeld is.

    4. derived four factors: social potency, dependence, leniency and interpersonal connectedness

      4 factoren van zelfbeschrijving: - Sociale potentie. - Afhankelijkheid. - Clementie (=zachtaardigheid). - Interpersoonlijke verbondenheid.

    5. Week 3 – Personality 9 Combined emic-etic approach

      Perspectief van zowel binnenuit als buitenaf; hoe iemand iets zelf ervaart maar ook hoe iemand anders naar bepaalde realiteit kijkt.

    6. Emic approaches

      Emic=perspectief van binnenuit; hoe iemand iets zelf ervaart, specifiek voor bepaalde groep.

    7. Selective migration of similar individuals.

      Selectieve migratie van vergelijkbare individuen= (woon)plaatsen opzoeken op basis van vergelijkbare mensen (=qua persoonlijkheid).

    8. Culture forms personality through learning.

      Cultuur maakt persoonlijkheid= gedrag aanleren door wat om je heen hierover gedeeld wordt.

    9. Methods are often not rigorous enough o It must be considered whether the new instrument actually adds something to relative to already existing instruments, this is called incremental validity

      Twijfelpunten emic approach: - Methoden zijn vaak niet rigoureus (=streng) genoeg. - Nieuwe instrument heroverwegen; incrementele validiteit.

    10. Emic

      Emic=perspectief van binnenuit... m=meubels.

    11. Etic

      Etic=perspectief van buitenaf... t=tuin.

    12. Many instruments are adopted from the English language, which is a risk for ethnocentrism. o With many comparing and looking for similarities between cultures, important details are quickly skipped, creating a blind spot

      Twijfelpunten etic approach: - Oorspronkelijke Engelse instrumenten leiden tot etnocentrisme (=minder kijken naar andere culturen). - Vergelijken en overeenkomsten zoeken leidt tot belangrijke details overslaan (=blinde vlek).

    13. Participants were then assessed on whether they looked more at the individual or the group using a task in which a number of fish were shown and participants had to indicate why one fish swam in front. Participants who had received the Chinese primes primarily indicated that the fish was being chased by the group (a situational explanation). Participants who had received the USA primes primarily indicated that the fish was the leader of the group (a dispositional statement). The control group, in which no primes were used, was in between. Frame switching not only happens here, but also more generally in cognition, emotions and behavio

      Morris & Peng; Aquarium onderzoek: - Chinese prikkel: situationele verklaring=vis achtervolgd. - Amerikaanse prikkel: dispositionele verklaring= vis leider. - Controle groep: tussenin...

    14. dispositions

      Dispositions=persoonlijke staat..

    15. prejudice

      Prejudice=vooroordelen.

    16. cultural identity, racial identity, ethnic identity and national identity.

      Culturele identiteit: biologisch (?) construct. Ras identiteit: sociaal construct. Ethische identiteit: sociaal construct. Nationale identiteit: biologisch construct.

    17. social categories

      Collective=cultureel/ groepsniveau.

    18. The state self-esteem scale contains three types of self-esteem, namely performance, social and appearance

      Zelfverzekerdheid schaal: - Prestaties. - (sociaal) gedrag. - Uiterlijk.

    19. The studies document these differences without looking at whether the self actually mediates the outcomes. In addition, the concepts are used to characterize cultures, but individual-level data are needed to make statements about causality and mediation. Furthermore, self-construal is used as a dichotomous concept, whereas it can also be viewed as dimensional.

      Twijfelpunten omtrent onderzoek 20-statments test: - Verschillen documenteren zonder uitkomst te checken. - - Concepten inzetten om cultuur te labelen, zonder op individueel niveau te checken. - Zelfconstructie gebruiken als dichotoom, in plaats van dit zien als iets dimensioneels.

    1. How would these policy notes of diversity relate to students' school performance and belonging?

      Belonging gap reduce= multiculturalism and assimilationism. Achievement gap reduce= colorblindness. Treatment equallity= includes, motivated and better performed.

    2. Exclusion/individualism

      Exclusion (=individualism): Marginalisation.

    3. Segregation

      Segregatie=Separation.

    4. voluntariness in contacting

      Voluntariness in contacting: - Voluntary: -> Ethnocultural groups. -> Immigrants. -> Sojourners.

      • Involuntary: -> Indigenous people. -> Refugees. -> Asylum seekrs.
    5. mobility

      Mobiliteit: - Sedentary: -> Ethnocultural group. -> Indigenous people.

      • Migrants: -> Immigrants (=permanent). -> Refugees (=permanent). -> Sojourners (=temporary). -> Asylum seekers (=temporary).
    6. Post-conventional

      Geen universele ervaring die behaald word; vooral binnen collectivistische culturen.

    7. zone of proximal development

      Doormiddel van hulp iets toch kunnen uitvoeren.

    8. scaffolding

      Helpen en daarmee elkaar stimuleren tot hoger denken.

    9. Peers are a powerful agent of enculturation

      Leeftijdsgenoten

    10. The study found that the economic/utilitarian value of having children decreased as socioeconomic development increased. However, the psychological value did not change

      Materiële onafhankelijkheid is niet onverenigbaar met emotionele interdependentie; mogelijk om economisch zelfstandig te zijn, maar nog wel emotioneel verbonden te zijn met anderen en hechte relaties te onderhouden.

    11. Reciprocity

      Reciprocating: wederkerigheid.

    12. Permissive

      Permissief: f=lief; responsiviteit.

    13. Authoritative

      Autoritatief: f=lief; hoog in responsiviteit.

    1. Qualitative methods help to gather information about a culture we are dealing with for the first time, to build theoretical models, and to generate hypotheses. Quantitative methods are useful for hypothesis testing

      Kwalitatief: informatie verzamelen over cultuur waarmee voor het eerst te maken is, om theoretische modellen op te bouwen en hypotheses te genereren. Kwantitatief: voor hypothesetoetsing; wat?

    2. The less bias in the data, the better the data can be compared across cultures, and the higher the equivalence.

      Minder bias=betere data. Betere data vergelijking wereldwijd=hogere equivalentie.

    3. measurement level

      Meetniveaus moeten vergelijkbaar zijn.

    4. administration conditions

      Vertekeningen tijdens onderzoek: - Bevooroordeelde instructies. - Interacties tussen onderzoeker en deelnemer. - Omgevingsfactoren. - Taal/ cultuur barrière.

    5. Model bias

      Construct bias: over gemeten inhoud. Model bias: over gebruikte theorieën.

    6. (is it a top-down situation, implying that culture produces differences among people, or is it bottom-up, with individual behavior creating and shaping culture?

      Top-down: eerst normen, dan handelingen. Bottom-up: eerst handelingen, dan perspectieven.

    7. dichotomies

      Uitersten; zwart/ wit denken

    8. Simpsons Paradox

      Waarneming op populatieniveau verandert op subpopulatieniveau.

    9. ecological fallacy

      Specifieke vorm van isomorfisme: gegevens van hele groep gebruiken om uitspraken te doen over individuen.

    10. Emics

      M= meten -> afhankelijk/ specifiek.

    11. Etics

      T=totaal -> universeel.

    12. interdependence

      Inter -> internet -> verbinding.

    13. Restraint

      Controle + discipline.

    14. Indulgence

      Impulsen + verlangen.

    15. Long-term/short-term orientation

      Openstaan voor verandering + goede voorbereiding.

    16. Indulgence/Restraint

      Vasthouden aan tradities + pakken wat je pakken kan.