703 Matching Annotations
  1. Jan 2024
    1. tekort aan kaliumionen
      • spierzwakte, tintelingen in armen of benen,verlaming, hartritmestoornissen.
      • **Natrriumtekort _hyponatriemie.
      • Interacties diarree/overgeven/inspanning/infectie/hoge ongevingstemperatuur..
      • symptomen: plotselinge zeer hevige vermooeidheid, sufheid, slecht aanspreekbaar zijn en verminderede eetlust.**
    1. 30.2 Lokale anesthetica
      • Lokale anesthetica = plaatselijk verdovende stoffen.
      • Hoe werken deze stoffen? Verhinderen tijdelijk prikkeloverdracht.
      • Wanner;
      • Kleine ingrepen.
      • Grote ingrepen of blokkade CZS.
      • Nauwelijks bijwerkingen van lokale anesthetica alleen bij een overdosering.

    2. 30.1 Inleiding

      $$Anesthetica$$ * Anestheticum; verdoving/ gevoelloosheid. * Anesthetica; 1. Volledige / algemene verdoving (narcose) 2. Plaatselijke verdoving (lokale anesthesie)


      Algehele anesthetica toedienen * Voor optimale anesthesie 3 eisen; 1. Bewusteloosheid = slapen. 2. Pijnstilling = analgesie. 3. Spierverslapping = relaxatie. 4. altijd combi van middelen.


      Algehele anesthetica * Via; 1. Inhalatie (gas-dampvormige anesthetica) 2. Injectie. 3. Het rectum.

    1. 10.2 Pijnlijke gewrichtsaandoeningen
      • Reumatoide artritis.
      • Artrose.
      • Jicht.
    2. 10.1 Inleiding
      • Reuma is een verzamelnaam voor aandoeningen aan bewegingsapparaat.
      • Gewrichten, spieren en pezen maken beweging mogelijk;
      • Pees; verbinding tussen spier en bot.
      • Gewricht; verbinding tussen twee botten (denk aan knieën of vingers)
      • Klachten bij reuma;
      • Pijn en stijfheid in gewrichten of spieren.
      • Vermoeidheid.
      • Moeite met bewegen.
      • Beperkingen in dagelijks leven
    1. 29.3 Kanker en pijn
      • Pijn ontstaat vaak bij metastases.
      • de kwaadaardige tumoren;
      • durkken of zijn ingegroeid in de zenuwen, zenuweknopen of bloedvaten.
      • dringen het steunweefsel binnen of vernietigen deze (ontstekingen die pijn veroorzaken).
      • Emotioele factoren; andere pijnbeleving.

    2. 29.2 Behandeling van kwaadaardige aandoeningen
      • Op grond van de locatie en evt. uitzaaiingen.
      • Is de patiënt te genezen behandelplan curatief van opzet.
      • Nee; palliatief behandelplan ⇨ kwaliteit van leven handhaven.

      Behandeling maligne tumoren 1. Chirurgie; verwijderen van tumor. 2. Radiotherapie; bestraling; curatief of palliatief. 3. Chemotherapie; ctostatica/oncolytica. 4. Anti-hormonale therapie; afname beschikbaarheid van hormonen. 5. Pijnbestrijding 6. Immunotherapie; versterken eigen afweersysteem. 7. Bloedgroeifactoren

    3. 29.2.4 Overige middelen bij kanker

      $$Kanker-medicatie$$

  2. Nov 2023
    1. 29.1.2 Tumoren

      $$Tumoren$$ * Tumor = gezwel. * Neoplasma = nieuwvorming van weefsel. * oncologie = leer van de gezwellen. * 2 soorten tumoren; * Benigne tumoren = goedaardig. * Maligne tumoren = kwaadaardig


      \(Kenmerken-kwaadaardige-tumoren\) * Vast verbonden met de omgeing. * Onregelmatig van oppervlak. * Groeien destructief; vernietigen weefsels.

    2. 29.1.1 Oorzaken afwijkende celdeling

      $$Celopbouw$$ * Lichaam is opgebouwd uit cellen. * Lichaamcellen zijn niet allemaal gelijk. * Afhankelijk van de functie van de cellen; 1. Gelijke cellen of celgroepen vormen samen opgaan of weefsel. 2. in de cel vindt continu plaats; stofwisseling, celdeling.


      Oorzaken afwijkende celdeling * Ons afweersysteem herkent een afwijkende cel als niet-lichaamseigen. * Lichaam zal cel dan repareren of vernietigen; Apoptose geprogrammeerde celdood. * Bij kanker wordt afwijkende cel niet herkent en kan doorgroeien.


      Verbanden * Er is niet een oorzaak voor kwaadaardige celgroei; combinatie van (risisco) factoren. * Verband tussen leefgewoonten-/omstandigheden en het voorkomen van kanker.


      \(Getalllen\) * Jaarlijks sterven 40000 mensen aan kanker. * Bij meer dan 50% van de patiënten komen; vermoeidheid, pijn, gebrek aan energie, zwakte en gebrek aan eetlust voor. * In de terminale fase neemt het voorkomen van pijn af. * Vermoeidheid, zwakte, gewichtsverlies, sufheid en verwardheid komen vaak voor.


    1. 25.5 Calcium

      $$Mineralen$$ * Anorganische stoffen; natrium (Na), ijzer (Fe) of calcium (Ca). * Onmisbaar voor functieren van het lichaam. * Bron; voeding.

    2. 25.2 Vitamines
      • Er zijn 17 verschillende vitamines.
      • Wat zij.
      • Onmisbaar voor functioneren van het lichaam.
      • Bron; voeding, of door lichaam zelf gevormd.
      • Bij tekort; substitutietherapie; de ontbrekende stof wordt vervangen.

      \(Toepassing-vitamines\) * Onvoldoende gevarieerde voeding. * Alleenstaande ouderen/jongeren. * Alcoholgebruik. * Bijzondere behoefte; zwangeren, bij borstvoeding, topsporters, ziekte. * Onvoldoende opname in maag-darmkanaal. * Onvoldoende zonlicht. * Chronische gebruik bepaalde geneesmiddelen.


      \(Onderverdeling-vitamines\) * Water oplosbaar; vitamine B en C. * Vet oplosbare; vitamine A,D,E en K * ADH; aanbevolen dagelijke hoefeelheid.

    3. 25.1 Inleiding
      • Vita => leven;amina => chemische groep in molecuul.
      • Vitamines; organische verbinding.
      • Bijvoorbeeld vitamine C (ascorbinezuur), of D (colecalciferol).
      • Mineralen; anorganische stoffen.; bijvoorbeeld natrium (Na), ijzer (Fe) of calcium (Ca).
    1. 26.1 Inleiding

      Aandoeningen die samenhangen met de urinewegen * Incontinentie. * Enuresis nocturna. * Mictieklachten man. * Erectiestoornissen.

    1. 28.1 Inleiding

      $$Psychiatrische-aandoeningen$$ 1. Depressie. 2. Angststoornissen. 3. Psychotische aandoeningen. 4. Bipolaire stoornis. 5. Aandachtstekortstoornis.

    2. Samenvatting

      Psychofarmaca * Gebruikt bij psychiatrische aandoeningen. * Afwijkingen in denken en gedrag. * Tot 1950; geen medicijnen. * Voorgeschreven door psychiater, huisarts. * Psycholoog mag geen medicijnen voorschrijven.

    1. Delirium
      • Plotseling optredende verwardheid en desorientatie.
      • 70 jaar.

      • Oorzaken;
      • Onderliggende ziekte / uitdroging / koorts.
      • Grote operatie.
      • Overmatig gebruik van alcohol (meestal jongere leeftijd).
      • Parkinson.

      Behandeling * Behandeling van achterliggende oorzaak of ziekte. * Algemeen; haloperidol oraal evt IM.

    2. Dementie
      • Verschillende typen dementie waaronder ziekte van Alzheimer.
      • Chronische, langzaam in ernst toenemende ziekte.
      • Ontstaat door verminderd werken van neuronen of het afnemen van het aantal neuronen.
      • < 65 jaar; max. 1%.
      • 85 jaar; 40%.


      Amyloide plaques * Beta-amyloid eiwitten gaan aan zenuwcellen zitten. * Auto-immuun reactie tegen de 'lichaamsvreemde stof'. * Dood zenuwcellen.


      \(Symptomen\) 1. Geheugenstoornis i.c.m. tenminste 1 van onderstaande. 2. Afasie (spreken). 3. Apraxie (nadoen bewegingen). 4. Agnosie (herkennen geuren en smaken). 5. Niet meer goed kunnen plannen of organiseren. * En Negatieve invloed op werk, relatie en sociale activiteiten.


      Oorzaken dementie * Hoge leeftijd. * Genetische factoren. * CVA. * Risicofactoren voor hart- en vaatziekten.


      Behandeling * Doel; verbetering of stabilisatie. * Effect symptomatisch op korte termijn (9 - 12 maanden). * Acetylcholinesteraseremmers; 1. Galantamine (Reminyl®). 2. Rivastigmine (Exelon®) * Memantine (Ebix®) bij ernstige symptomen.

    3. 27.5 Ziekte van Parkinson
      • Afsterven van zenuwcellen in de zwarte kernen (substantia nigra); zorgen voor de productie van dopamine.
      • Tekort aan dopamine; hersencellen betrokken bij beweging werken minder goed.
      • Balans in autonome zenuwstelsel verstoord; sympatisch verlaagd, parasympathisch verhoogd.
    4. Duizeligheid
      • Draaiduizeligheid; bewegingssensatie;
      • In evenwichtsorgaan → vertigo.
      • Vegetatieve verschijnselen.
      • Verschijnselen;
      • Misselijkheid/braken.
      • Hoofdpijn.
      • Oorsuizen.
      • Dubbelzien.
      • → Acuut of aanvalsgewijs.
      • → Langzaam opkomen of chronisch

      Oorzaken en behandeling * Bijverschijnsel van > 100 aandeoningen → Lichamelijk of psychisch. * > 50% > 65 jaar → Stoornis evenwichtsorgaan. * Medicatie niet zinvol → evt iets tegen misselijkheid.

    5. Epilepsie
      • CZS.
      • Communicatie hersencellen gestoord.

      \(Vormen-van-epilepsie\) * Partiele aanvallen; 1. Eenvoudig. 2. Complex. 3. Secundair gegeneraliseerd * Gegeneraliseerde aanvallen; 1. Absence. 2. Atone. 3. Myoclonisch. 4. Tonisch-klonisch


      $$Partiele-aanvallen$$ * Eenvoudig; 1. Bewustzijn is volledig intact. 2. Symptomen afhankelijk van de plaats. Bijv. plotselinge spiersamentrekkingen. * Complex; 1. Bewustzijn is verlaagd of verdwenen. 2. Wriemelen, plukken, kauw- of smakbewegingen. * Gevolgd door een gegeneraliseerde aanval; 1. Tonisch-klonische aanval. 2. Bewustzijn geheel verstoord.


      $$Gegeneraliseerde-aanvallen$$ * Absence;: Korte afwezigheid; meestal alleen bewustzijnsstoornis. * Myoklonisch; Kortdurende spierschokken in armen en/of benen. * Tonisch-klonisch; 1. Begint met stijfkramp (tonisch), gevolgd door ritmische schokken (klonisch). 2. Ademhaling stopt enkele seconden, patiënt loopt blauw aan. * Atone; Val aanvallen met spierverslapping. * Status epilepticus; Lange aanval >30 minuten of meerdere aanvallen direct achter elkaar.

  3. Sep 2023
    1. 24.5 Afleverinformatie
      • Oogdrupels toedienen is moeilijk bij oudere pathienten met slechte coordinatie; hulpmiddel.
      • Gebruik van oogdruppels goed uitleggen.
      • Niet meer dan een druppel in onderste ooglid.
      • Na druppelen oog even dicht houden, dan paar keer knipperen.
      • 5-10 minuten tijdsverschil tussen twee oogdruppels.
      • Oogzalf voor de nacht aanbrengen.
      • Na openen zijn oogdruppels; een maan houdbaar.
    2. 24.4 Medicatiebewakingssignalen bij de receptinvoer
      • Betasympathicolytica (bij glaucoom) bij astma patienten; oogdruppels kunnen benauwdheidsaanval uitlokken.
      • Oogdruppels met corticosteroïden kunnen de oogboldruk verhogen.
      • Ontstekingsremmende werking is vaak nodig na een operatie aan het oog, ook al kan de oogboldruk wat toenemen.
    3. Oogonderzoek
      • Pupilverwijdende middelen= mydriatica.
      • Atropine, cyclopentolaat;
      • Werking na half uur, kan lang aanhouden.
      • Dagelijkse bezigheden belemeert door slecht zien; autorijden, lezen, etc.

      • Gebruikt bij lui oog.

      • Pupil wijder
      • Zicht slechter.
      • Luie oog wordt gedwongen te kijken.

      \(Lokaal-anaesthetica\) * Plaaselijk verdoving. * Lidocaine. * Oxybuprocaine.

      bij 1. Kleine operaties. 2. Oogonderzoek. 3. Lasogen; * Onder controle van arts. * Chronisch gebruik kan beschadiging van de oogzenuw geven (Blindheid). * Voor gebruikt in de spreekkamer.

    4. 24.3 Oogdruppels en oogzalven

      $$Oogaandoening$$ 1. Irritatie ogen; droge ogen. 2. Ontsteking / overgevoeligheid. 3. Ooginfectie (bacterieel, viraal) 4. Glaucoom


      • Oogdruppels.
      • Oogzalf
      • Contactlenzen
    5. 24.2 Aandoeningen van het oog
      • Irritatie ogen; droge ogen.
      • Ontsteking / overgevoeligheid.
      • Ooginfectie (bacterieel, viraal)
      • Glaucoom.
    6. Samenvatting

      $$OogMiddelen$$ * Oculoguttae => Oogdrupels. * Oculentum => oogzalf. * Collyrium => oogwassing * Contactlensvloeistoffen

    7. 24.1 Inleiding

  4. Jul 2023
    1. Samenvatting
      • De gemeente is verantwoordelijk voor het afvoeren van geneesmiddelafval.
      • Het is goedkoper om de meeste geneesmiddelen die over zijn te vernietigen dan ze opnieuw te gebruiken.
      • Een prikaccident is;
      • Als je je prikt aan een gebruikte naald.
      • Als je snijdt aan een gebruikt operatiemes.
      • Als je gebeten wordt door een ander mens.
    1. Samenvatting
      • De meerderheid van de mensen die laaggeletterd zijn heeft een autochtone achtergrond.
      • Halfvast voedsel dat voor vrijwel alle geneesmiddelen geschikt is om mee te mengen om zo het innemen te vergemakkelijken is appelmoes.
      • Patiënten die op reis gaan en geneesmiddelen meenemen kunnen het beste deze in de handbagage bewaren.
      • Om het toedienen te vergemakkelijken lever je voor een patiënt die 2 ml van een drankje moet gebruiken een dose-pac af.
    1. Samenvatting
      • De route van een geneesmiddel van productie tot in de apotheek is; Producent, importeur, groothandel, apotheek.
      • Opiumwetrecepten moeten 15 jaar bewaard worden.
      • Bij het bezorgen van geneesmiddelen moet de bezorger rekening houden met; de buitentemperatuur, de aanwezigheid van koelkastproducten.
      • Baxteren is een vorm van uitvullen waarbij de geneesmiddelen per toedieningstijdstip verpakt worden.
      • De beste plek in de koelkast om geneesmiddelen te bewaren is onderin de koelkast.
    1. Samenvatting
      • Collodium is een ander woord voor aanstipvloeistof.
      • Een basiscrème zelf kan ook al werkzaam zijn door bijvoorbeeld een vochtinbrengend effect te hebben.
      • Hydrofiele zalven zijn waterafwasbaar en daarom geschikt om op de behaarde hoofdhuid te worden toegepast.
      • Een emulgatorhoudende basiszalf of basiscrème is mengbaar met vetachtige en waterige stoffen.
      • Een gel is gemakkelijk smeerbaar en met water afwasbaar.
      • Een basiszalf of basiscrème belangrijk voor de werkzaamheid van de stof die erin is verwerkt omdat deze invloed heeft op het vrijkomen van de stof.
    2. 12.2 Zalven
      • Hydrofoob (lipofiele) vetmengbare basis.
      • Hydrofiel (watermengbare basis)
      • Emulgerend (basis mengbaar met water en vetachtige stoffen)

      \(Hydrofoob\) * Bestaan uit vaste, halfvast en/of vloeibare vetten. * Bereiding smelten en roeren tot bekoelen.


      \(Crèmes \) * O/W creme; Olie in water. * W/O creme; water in olie. * Atijd een emulgator nodig. * Creme altijd conserveren. * Bij voorkeur in tube afleveren.


      \(Basiszalven FNA\) * Basis voor waterhoudende zalf. * Basis voor cetomacrogolzalf. * Cetmacrogolzalf/ung cetomacrogol. * Basis voor lanettezalf. * Lanettezalf/ung.lanette. * Hypromellosezalf 20%


      Verwerking geneesmiddel in basis * Oplossen. * Dispergeren. * Mengen. * Onverenigbaar = als een stof niet mengbaar is

    3. 12.1 Indeling
      • Dermatica worden toegepast op de huid en de slijmvliezen; Lokaal effect.
      • Indicaties;
      • Jeuk.
      • Eczeem.
      • Infecties (schimmels en bacteriën)
      • Indeling op basis van consistentie;
      • Vloeibaar.
      • Halfvast.
      • Vast
      • Vuistregel dermatica; nat op nat, vet op droog.

      Vloeibare preparaten * Oplossing (solutio); Oplossing. * Schudsel/suspensie (lotio); vaste stof (niet opgelost) in vloeistof. * Smeersel (linimentum/emulsie); Vloeibaar, homogeen, vet en olie mengsel. * Collodium (aanstipvloeistof)


      Halfvaste preparaten * Zalf (unguentum). * Creme (cremor). * Paste (paste). * Hydrogel (mucilago).


      Vaste preparaten *Strooipoeder (conspergentium).


      \(FNA-voorschriften\) * Preparaten met farmaca. * Maar ook basiscremes en basiszalven; zij bevatten geen geneesmiddel, maar zijn vaak zelf al werkzaam. 1. Verkoelend. 2. Indrogend. 3. Hydraterend (vochtinbrengend) * Ook wel indifferente crèmes of zalven genoemd.


      Magistrale bereiding * In principe handelspreparaten tenzij; 1. Geen handelspreparaat ivm economische redenen. 2. Overgevoeligheid. 3. COmbinatie.

    1. Samenvatting
      • In een emulsie wordt de verdeelde vloeistof in de vorm van kleine druppels en met behulp van een emulgator zwevend gehouden in de aaneengesloten vloeistof.
      • De deeltjesgrootte van een solubilisatie staat tussen de oplossing en emulsie in. De te verdelen moleculen vormen met een solubilisator micellen, die oplossen in de buitenfase.
      • Niet- steriele vloeibare toedieningsvormen gebruikt voor plaatselijke en algemene werking. z
      • Een dispersie is een mengsel van twee stoffen waarbij de ene stof zo fijn mogelijk is verdeeld in de andere stof, maar daarin niet oplosbaar is.
    2. 11.1 Vloeibare toedieningsvormen

      Samenstelling vloeibare toedieningsvorm * Basisvloeistof of constituens. * Werkzame stoffen. * Hulpstoffen.


      • Steriele vloeibare bereidingen.
      • Niet-steriele vloeibare bereidingen;
      • Oraal (dranken).
      • Lokaal op de huid.
      • Rectaal.
      • Vaginaal
    1. Samenvatting
      • Fijnmaken van stoffen doe je in een ruw stenen mortier met stamper.
      • Deeltjesgrootte van een stof is een belangrijke factor voor de oplossnelheid, de homogeniteit van het mengsel, het goed kunnen mengen van de stof.
      • Fijnheidsgraad van een poeder geeft de maximale doorsnede van de deeltjes aan.
      • Bij een gemicroniseerde stof is de deeltjesgrootte vaak kleiner dan 10 micrometer.
      • Als vulstof in capsules wordt meestal microkristallen gebruikt.
      • Voor de productie van capsules heb je in ieder geval nodig; capsulevulapparaat, maatcilinder, balans, mortier met stamper.
    2. 9.1 Poedereigenschappen

      $$Poedermengsels$$ * Verschillende soorten; Verdeeld, Onverdeeld. * Nauwelijks nog in apotheek. * Toch aandacht aan besteden.


      \(Fijnheidsgraad\)

      Voordelen kleine deeltjes; * Groter oppervlak. * Sneller oplossen. * Snellere opname.

      Poedermengsels; alle grondstoffen zelfde deeltjesgrootte


      • Aangeduid in micrometer = maximale doorsnee (diameter) van een deeltje.
      • Bijv. Lactose (90) en Paracetamol (45)
      • Microkristallijn of micronisatum;
      • Deeltjes zijn kleiner dan 10 micrometer.
      • Bv. Microkristallijne cellulose.
      • Bv. Triamcinolon micronisatum.

      \(Fijnwrijven\) * Rwue stenen mortier met stenen stamper. * Kleinere deeltjes. * Los maken van de wand. * Altijd iets verlies. * Zinvol bij deeltjes > 100 cicrom. Anders agglomeraten. * Wordt niet kleiner dan 50 microm.


      \(Zeven\) * Zeefmaat. * Deeltjes te groot? * Namengen!. * Groothandel levert vaak goede deeltjesgrootte.


      \(Mengen\) * Homogeen mengsel. * Mortier met gladde wand; 1. Kunstof. 2. Poselein. 3. Metaal. * Let op deeltjesgrootte. * 1 op 1 mengen. * Regelmatig van want losmaken. * Gekleurde stoffen.


      $$Regels-poedermengsel$$ * Juiste fijnheidsgraad; 1. Evt. fijnwrijven. 2. Bij < 1 g overmaat nemen. * Hulpstof in mortier wrijven. * Gelijke delen; 1. Begin met kleinste hoeveelheid. 2. Daarna de een na kleinste hoeveelheid.


      \(Afwijking(verlies)\) * Eindgewicht < afgewogen hoeveelheden. * Verlies uitrekenen; 1. Theoretisch gewicht (T) 2. Werkelijk gewicht / opbrengst / praktisch gewicht (P) 3. Verlies = T - P

    3. Mengen

      $$Poedermengsel$$ * Deeltjesgrootte maximaal 180µm. Groter ⇨ wrijven

      Poedermengsel regels * Farmaca mengen in gladde mortier. * Eerst een beetje van het hoogst gedoseerde farmacon. * Dan silica. * Dan lager gedoseerde farmaca. * Alles 1 op 1


      Bereiden van het poedermengsel * Breng het poeder (mengsel) over in een maatcilinder. * Bepaal het volume van het poeder(mengsel). * Bepaal + noteer maat + volume. * Tarreer maatcilinder met farmaca. * Vul het poeder(mengsel) in de maatcilinder aan met vulstof tot het benodigde volume. * Tik met de maatcilinder op het werkblad totdat het volume nog maar weinig inzakt. * Vul zo nodig nogmaals aan met vulstof tot het benodigde volume. * Vul aan tot volume, nu pas tikken. * NoteerAvicel (vulstof) * Breng de inhoud van de maatcilinder over in de (RVS) mortier en meng tot homogeen. * Meng in gladde (liefst stenen) mortier. * Vervolgens deponeer je het mengsel op een groot weegpapier. * Strooi het hele mengsel gelijkmatig over het capsuleerapparaat.

    4. Capsules

      $$Capsules$$

      Poedervormige Geneesmiddelen * Verdeelde poeders -pulveres. * Onverdeelde poeders-pulvis (oraal) of `(lokaal) * Capsules.


      Warrom capsules * Dosering gemakkelijk aan te passen (ouderen en kinderen). * Nare smaak geneesmiddel maskeren. * Evt. nare geur geneesmiddel maskeren.

    1. Samenvatting
      • Uitvullen van voorraadverpakkingen van crèmes is een eenvoudige handeling waarbij kennis voor het inschatten van de stabiliteit van het uit te vullen preparaat nodig is.
      • Voor het uitvullen van voorraad verpakkingen van crêpes heb je kennis van Arboaspecten nodig.
      • Het uitvullen van een crèmes in tubes vereist kennis van bereidingen.
      • Slikproblemen ⇨ Kennisbank ⇨ Oralia
    2. 8.3 Bereidingsaspecten van VTGM

      $$Bereiding Antibioticadranken$$

      Stapsgewijs werken 1. Afzuigkast aanzetten en waterkraan open. 2. Sieraden verwijderen, handen wassen (20 seconden) en afdrogen. 3. Passende maatcilinder kiezen en driemaal omspoelen met water (verskraanwater). 4. Vul de maatcilinder met de benodigde hoeveelheid en droog de buitenzijde af. 5. Laat de hoeveelheid water controleren en paraferen. 6. Schud de flacon tot alle peoder los is en open de flacon. 7. Voeg in de afzuigkast het water bij de flacon en doe de dop op de flacon. 8. Schud de flacon tot het een homogene suspensie is. 9. Zet de afzuigkast uit, etiketteer en voeg het juiste hulpmiddel toe.

    3. 8.1 Voor toediening gereedmaken

      $$VTGM$$ * Voor toediening gereedmaken. * Het geneesmiddel gereedmaken voor gebruik, zodanig dat de patiënt de berekende dosis zonder verdere bewerking kan innemen, zichzelf kan toedienen of toegediend kan krijgen. * Steriel (aseptisch) vs. niet steriel (niet-aseptisch) * Randvoorwaarden VTGM; Kennisbank.


      Een aantal factoren kan extra handelingen bij een geneesmiddel nodig maken; 1. De handelsvorm van het geneesmiddel - antibioticadrankjes en injectiepreparaten. 2. De voorgeschreven dosering - halve tabletten of kleine volumina. 3. De situatie van de patiënt.

    1. 7.2 Hulpstoffen voor vloeibare toedieningsvormen

      $$Basisvloeistof$$

      Water * Aqua communis. * Aqua purificata; 1. Aqua demineralisata. 2. Aqua destillata. 3. Aqua ad injectabilia. * Water van goede microbiologische kwaliteit. * Goed doorgestroomd kraanwater. * Uitgekookt demiwater. * Vers gedestilleerd water


      Alcohol=Ethanol * Alcohol ketonatus (gedenatureerd) * Alcohol. * 70% spiritus dilutus, 90% (spiritus), 95%, 96%


      Stropen * Om in op te lossen. * Voor de smaak. * Zelf soms ook werking. * 63% g/g suiker. * Geconserveerd.


      • Glycerol.
      • Propyleenglycol.
      • Polyethyleenglycol.
      • Vette olie
    1. Samenvatting
      • C3H8 is een molecuulformule.
      • Een zuivere stof bestaat uit dezelfde moleculen.
      • Biologicals zijn eiwitten
      • Biologicals worden gemaakt door levende organismen.
    2. 6.3 Bijzondere werkzame stoffen
      • Meeste werkzame stoffen worden synthetisch geproduceerd (chemisch proces).
      • Maar er zijn ook werkzame stoffen die grote complexe moleculen zijn en die geproduceerd worden door levende cellen.
      • Structuur; meestal ingewikkeld; geen afbeelding in KNMP

      $$Biologicals$$ * Biologicals; werkzame stoffen afkomstig uit biologische oorsprong. * Voorbeeld; levend organisme, een bacterie, schimmel of een dierlijke of plantaardige cel. * Hoe? Door het DNA van deze organismen te veranderen ⇨ Gewenste werkzame stoffen (menselijke eiwitten). * Biologische geneesmiddelen worden dus gemaakt door genetische aangepaste levende cellen.


      \(Moleculen-van-biologicals\) * Groot en ingewikkeld. * De ruimtelijke structuur (3D) is van belang voor de werking. * Moeilijk na te maken ⇨ Kleine veranderingen in het productieproces kan leiden tot een verandering in de ruimtelijke structuur.


      Voorbeelden * Vaccins. * Insuline. * Bloedproducten. * Immunoglobulinen (IgE antilichamen) * Monoklonale antilichamen (zoals infliximab) _______- * Zijn gevoelig voor temperatuur en pH veranderingen. * Hebben speciale behandeling nodig; koelkast bewaren niet invriezen. * worden via infuus of een injectie toegediend. * Biologica=eiwitten ⇨ kunnen niet oraal toegediend worden, omdat ze in de maag afgebroken worden.

    3. Verschijningsvormen van een geneesmiddel

      Prednisolon & Prednisolondinatriumfosfaat * Werkzame deel; prednisolon ⇨ Base. * Dinatriumfosfaat is 'eraan gepakt' ⇨ Zuurrest (geneesmiddel is nu beter oplosbaar) * Prednisolondinatriumfosfaat ⇨ Zoutvorm

    4. Basisscheikunde

      Fasen &Faseovergangen * Een belangrijke stofeigenschap is de vorm bij kamertemperatuur. * Stoffen kunne vast, vloeibaar of gasvormig zijn; fase van de stof. * Eigenschap van water; 1. Smeltpunt is 0 c. 2. Kookpunt is 100 c. * Faseovergang afhankelijk van de temperatuur. 1. Rood; Hoge temperatuur. 2. Blauw; lage temperatuur.


      $$Fasenovergangen$$


      \(Smeltpunt-en-kookpunt\) * Zijn stofeigenschappen voor een stof. * De hoogte van het smeltpunt en het kookpunt zijn een maat voor hoe stevig de stof in elkaar zit.


      \(Mengsels-en-zuivere-stoffen\)

      Materie; * Verzamelnaam voor stoffen gekenmerkt door stofeigenschappen. * Stofeigenschappen; kookpunt, smeltpunt, dichtheid. etc.

      Zuivere stof * Wanneer het materiaal uit 1 stof bestaat. * Bestaat uit 1 molecuulsoort. * Uit 1 atoomsoort (element) of meerdere atoomsoorten (verbindingen) * Voorbeeld; keukenzout in een potje

      Mengsel * Wanneer het materiaal uit meerdere stoffen bestaat * Bestaat uit meerdere moleculen. * Kijken naar de verdeling/verhouding. * Homogeen (gelijk verdeeld) en heterogeen (geen gelijke verdeling) * Voorbeeld als je keukenzout toevoegt aan water.


      \(Moleculen-en-Atomen\) * Elke atoom heeft een vast aantal bindingsplaatsen. * Zo heeft zuurstof (0) er twee & waterstof (H) er een. * Molecuulformule; Zo worden de atomen en de hoeveelheid in de molecuul genoemd. * Structuurformule; Opheldering over de positie van de atomen en de bindingen tussen atomen. * Molecuulformule zegt soms niet veel over hoe de atomen aan elkaar gebonden zijn. * De naamgeving van moleculen kan dat wel aangeven ⇨ cijfers + Griekse telwoorden. * Chemische naam; 1. Water; diwaterstofoxide (di=2) 2. Glucose; 6-(hydroxymethyl)oxane-2,3,4,5-tetrol. * Chemische namen ⇨ moeilijk uit te spreken, daarom hebben de meeste moleculen een makkelijke naam zoals, water of glucose 'Generieke naam'

    1. Samenvatting
      • Meten is subjectief. Wegen is objectief en heeft de voorkeur boven meten.
      • Kalibreren wordt gedaan bij volumemeting.
      • Tarreren is het bepalen van het gewicht van de verpakking.
      • Recipiënten is een ander woord voor verpakkingsmaterialen.
    2. 5.2 Wegen

      $$Wegen-en-Meten$$ * Wegen; Bepaling van de massa. * Tarreren; balans op nul zetten, zo wordt voorwerp waarin wordt afgewogen niet meegenwogen. *Kalibreren / ijken; 1. Geeft de balans het juist gewicht aan? 2. Geeft de maatcilinder het juiste volume (aantal ml) aan. 3. Balans door de ijkmeester


      \(Wegen\) * weegvermogen; maximaal af te wegen hoeveelheid. * Moet vermeld staan op de balans. * Minimale afweegbare hoeveelheid moet ook de balans staan.


      Controle * Controle of (in)gewogen gewicht overeenkomt met wat er op het protocol staat. * Door andere assistente moet dit worden gecontroleerd. * Het mag 1% afwijken. * Is de juiste stof gepakt? * Controle van chargenummer.


      De balans * Moet regelmatig geijkt worden. * Op zware, stabiele tafel. * Niet te veel temperatuurverschillen. * Weegbereik. * Waterpas zetten. * Schoonmaken. * Juiste balans gebruiken.


      • Analytische balans 20 - 50 mg 4 decimalen.
      • mg balans 50 - 1 gram 3 decimalen
      • Grm balans; >= 1 gram 2 decimalen
    1. Samenvatting
      • Het doel van hygiëne is dat de microbiologische kwaliteit garanderen.
      • Oog en oor medicatie moet steriel zijn omdat er snel een bacteriële infectie in het oog kan ontstaan.
      • Een beschadigd trommelvlies bestaat de kans dat geneesmiddelen in het middenoor terechtkomen.
      • De beste manier om de handen te wassen is 20 s wassen met water en zeep, daarvoor sieraden verwijderen.
      • Contaminatie; uitademingslucht, bewegingen van het lichaam, stilstaand water, lucht.
    2. 4.4 Steriele toedieningsvormen

      Steriel bereiden zijn vloeistoffen voor; * Injectie of infusie. * Toediening in het oog. * Toediening in het middenoor. * Toediening in de blaas. * Toediening op wonden.


      \(Methoden\) * Stoomsterilisatie; 100 of 121 C * Hete-luchtsterilisatie. * Sterilisatie met membraanfiltratie; 1. Gebruikt wanneer geen warmtesterilisatie mogelijk is. 2. Verwijderen stofjes en verontreinigen * Gassterilisatie. * Sterilisatie met gammastraling

    3. Contaminatiebronnen
      • Afkomstig van de mens (belangrijkste bron)
      • Waterbacteriën.
      • Afkomstig van grondstoffen en utensilien.

    4. Hygiëne

      $$Hygiene$$ * Het doel is om de microbiologische kwaliteit te garanderen. * Ter bescherming van zwakke patiënten; zieke, ouderen, kleine kinderen etc.


      Voorbeelden * Afwassen. * Baden of douchen. * Gedragen kleding wassen. * Handschoenen dragen bij riskante karweitjes. * Keuken schoonhouden. * Schoon werken bij het bereiden van eten. * Bederfelijke etenswaren in de koelkast bewaren. * Sterilisatie en desinfectie van besmette voorwerpen of oppervlakken. * Uitwerpselen in een toilet deponeren. * Rioolwaterzuivering. * Handen wassen of ontsmettingsgel aan de handen smeren na elke patien.


      Kwaliteit van een geneesmiddel garanderen. * De microbiologische kwaliteit van de grondstof. * Ruimtelijke voorzieningen. * Werkwijze. * Bereidingsapparatuur. * Persoonlijke hygiëne.


      Handhygiëne * Reinig vooral de volgende delen grondig met zeep. * Verwijder tijdens het handenwassen alle jewelen. * Gebruik liever een vloeibare zeep in plaats van een stuk zeep. * Vervang regelmatig de handdoeken en zorg dat ze droog zijn. * Borstel iedere dag de ruimte achter de nagel, zodat vuil niet kan opstapelen.


    5. 4.1.1 Micro-organismen

      Eencellig * Bacterien. * Gisten * Virussen

      Meercellig * Schimmels


      Voorwaarden voor de groei van micro-organismen * water. * De juiste temperatuur (20-40 c) * Voedingsstoffen (stof en vuil)

    1. Samenvatting
      • Een voorschrift is een document dat beschrijft hoe een handeling moet worden uitgevoerd.
      • Vanuit een bereidingsvoorschrift wordt een protocol gemaakt.
      • Een protocol is een document om de handelingen en de resultaten van handelingen vast te leggen die tijdens de bereiding plaatsvinden.
      • Laboratorium Nederlandse Apothekers (LNA) is voor aale handelingen in de apotheek.
      • Op KNMP zijn alle procedures rond veiligheid en arbeidsomstandigheden te vinden.
      • Door goede documentatie wordt de kwaliteit van de bereiding zoveel mogelijk gegarandeerd.
      • Een werkinstructie is bedoeld voor het werken met apparaten.
      • Het Risico-instrument Farmaceutische Stoffen (RiFaS) adviseert hoe gezondheidsrisico's tijdens de bereiding zo klein mogelijk kunnen blijven.
    2. 3.1 Inleiding

      $$Recpeteren$$ * een ander woord voor bereiden. * Bereidingen in de apotheek; 1. Magistrale bereiding. 2. Voorraad bereiding. 3. VTGM. 4. Aanpassen van handelspreparaten.


      Magistrale bereiding Recepteren op basis van een recept. Magistraal ⇨ zelf gemaakt.


      Voorraadbereiding * Bereiding wordt op voorraad gemaakt. * Niet op basis van een recept. * Grote hoeveelheid wordt in een keer gemaakt.


      VTGM Voor Toediening Gereed Maken * De patient kan zo gemakkelijk de dosis tot zich nemen zonder verdere bewerking Bv; 1. Antibioticadrankjes; aan poeder moet nog water worden toegevoegd. 2. Bij slikproblemen. 3. Voor patiënten met sondevoeding; Oralia VTGM Kennisbank.


      FNA Formularium der Nederlandse apothekers * Wordt uitgegeven door de KNMP. * Werken met FNA; 1. Bereidingswijze en samenstelling telkens hetzelfde. 2. Voldoet aan vastgestelde kwaliteitseisen. 3. Per preparaat; achtergrondinformatie over toepassing, houdbaarheid, bewaring etc.


      Werken met protocollen

      • Charge Bereidings Voorschrift (CBV) vooraad.
      • Recept Bereidings Voorschrift (RBV) bereiden op recept.
      • Gestandaardiseerde voorschriften; op Kennis band; FNA, LNA

      Verschil voorschrift en protocol

      • Voorschrift;
      • Manier.
      • Grondstoffen + hoeveelheden voor vaste hoeveelheid.
      • Hulpmiddelen.

      • Protocol;

      • A.d.h.v.voorschrift.
      • Juiste af te wegen hoeveelheden omrekenen.
      • Controle.
      • Goedkeuring ⇨ autorisatie.

      Handelingen en resultaten kunnen worden vastgelegd

    1. Samenvatting
      • Contact komen met schadelijke stoffen
      • Inademing; mondkapje.
      • Huidcontact; handschoenen
      • Inslikken; niet drinken, eten of roken tijdens het bereiden
      • De schadelijke stoffen worden ingedeeld in 3 categorieën;
      • Gewoon gevaarlijk.
      • Kankerverwekkende.
      • Mutagenen en voor de voorplanting giftige stoffen.
      • Arbeidshygienische startegie stappen;
      • Bronmatreglen.
      • Afscherming.
      • Ventilatiemaatregelen.
      • Persoonlijke beschermingsmaatregelen (oorduppen)
      • De factoren van verschillende schadelijke stoffen;
      • De eigenschappen en de concentratie van de stof zelf.
      • De tijd dat het lichaam met de stof in contact is geweest.
      • De weg waarlangs de stof met het lichaam in contact komt.
      • De BHV-er moet eerste hulp verlenen, brankd bestrijden
      • De Arbowet verplicht iedere werkgever om de bedrijfshulpverlening goed te organiseren.
      • Iedere apotheek moeten hun eigen BHV'er hebben.
      • Het is wettelijk verplicht op verpakkingen van gevaarlijke stoffen (oranje/zwarte) symbolen aan te brengen.
      • De Arbowet geldt voor alle werknemers in Nederland.
      • De CAO apotheken zijn extra maatregelen beschreven.
    2. 2. Arbeid en milieu bij het werken in de apotheek

      $$Omgaan-met-gevaarlijke-stoffen$$ * H en P zinnen * RIFAS * LNA-procedures.


      Etikettering gevaarlijke stoffen * Symbolen aan te brengen op verpakkingen => duidelijk welke gevaren de stof kan opleveren. * Wettelijk verplicht (verordening EU 1272/2008). * Globally Harmonised System of Classification and labelling of Chemicals (GHS) * H en P zinnen


      $$H-zinnen$$ * Gevarenaanduiddingen - bijzondere gevaren die verbonden aan het werken met het product.

      Materiele gevaren; 1. H242 Organisch peroxode; Brandgevaar bij verwarming. 2. H229 Aerosolen; Houder onder druk - kan openbarsten bij verhitting.

      Gezondheidsgevaren 1. H300 acute orale toxiciteit cat 1; dodelijk bij inslikken 2. H317 Huisensibilisatie cat 1; kan aalergische reactive veroozaken.

      Milieugevaren 1. H400 Acuut gevaar voor het aquatisch milieu; Zeer giftig voor in het water levende organismen


      $$P-zinnen$$ * Veiligheidsaanbevelingen, in verband met;

      Preventie * P102 Buiten het bereik van kinderen houden. * P235 Koel bewaren.

      Reactie 1. P305 Bij contact met de ogen (zachtjes afspoelen met water) 2. P313 Een arts raadplegen

      Opslag 1. P410 Tegen zonlicht beschermen. 2. P411 Bij maximal C bewaren.

      Verwijdering * P501B Inhoud/verpakking afvoeren volgens plaatselijke voorschriften.

    1. 1.1 Inleiding en basisleerdoelen

      $$Receptverwerking$$

      AIS = Apotheek informatie systeem. * patientenadministratie. * Declartiedeel. * Farmaceutisch deel - medicatiebewaking en medicatiebegeleiding. koppeling met LSP (landelijk shakelpunt) * Vooraadbeheersysteem.


      \(Automatisch verpakken\)

      Local filling / smart filling; * geneesmiddeldoosjes worden per recept gleverd. * Bijbehorend etiket wordt in de aotheek geprint en geplakt.

      • Voordeel; minder voorrad , geen opruim en pak tijd.
      • Nadeel; niet dezelfde dag aflevern.

      Central filling Ook voorzien van eitket.

      Geneesmiddeldistrubutiesysteem (GDS) = baxteren=> Verpakt in eenheden per toedieningstijdstip


      • Fifo = First in - First out.
      • Lifo - Last in - Frist out

      Vervaldatum * De einddatum die de fabrikant vast stelt voor een geneesmiddel. * Tot die datum is de kwaliteit en werkzaamheid van het geneesmiddel gegarandeerd. * Na deze datum niet meer afleveren. * Exp=expiratiedatum=houdbaarheidsdatum. * Controle via computersysteem er kan een uitdraai gemaakt worden.

      Houdbaarheidstermijn Tussen productie en vervaldatum


      OTC Zelfzorgmiddelen (AV) algemene verkoop

      UR Uitsluitend recept (staat op verpakking)

      UA Uitsluitend apotheek (zonder recept)

      UAD Bij apotheek en drogist (zonder recept)


      Geneesmiddelen die onder de opiumwet vallen * Bewaren in afgesloten opiumkast. * Recepteis; 1. Alles voluit schrijven in letters. 2. Iteratie ook voluit 3. 15 jaar bewaren volgens de regels. * Administratieplicht. * Ontvangstbrief 6 jaar bewaren. * 1x per jaar de voorraad controleren.


      Instruchtie bij toediening * Vaste toedieningsvormen; onlinenaslagwerk Oralia, kennisbank. * Rectale toedieningsvormen; op kamertermperatuur, macrogolbasis vochtig maken, Klysma eenmalig gebruik. * Vloeibare toedieningsvormen; dose-paks (doseerkop), omschudden. * Dermatica; voorkeur tube. * Oogmedicatie; 1 maand houdbaar, uiteinde toediening niet aanraken, oogdruppelopzet. * Oordruppels; geen koude druppels toedienen.


      \(Opiumwetrecept\) * Een middel per recept. * Volledige naam, voorletters, adres, telefoonnummer van voorschrijver ((tand)arts) * Datum * Naam, sterkte, hoeveelheid opiaat in LETTERS. * Volledig handtekening voorschrijver. * Naam, voorletters, woonadres, patiënt. * Maximale dagdosering duidelijk in LETTERS. * Eventuele herhalingen in LETTERS.

    2. Samenvatting
      • De patiënt moet akkoord gaan met een eigen bereiding indien de bereiding niet wordt vergoed door de zorgverzekeraar.
      • Op een etiket staat naam en adres van de patiënt, naam adres van de apotheek, hoeveelheid en sterkte van het geneesmiddel.
      • Het doel van de FMD is voorkomen vervalste geneesmiddelen afgeleverd.
      • Bij FMD hoort op elke verpakking een verzegeling.
    3. 1.4.1 Falsified Medicines Directive (FMD)

      Vervalsingen * Richtlijn vervalste geneesmiddelen. * Regels gelden in heel Europa. * Voorkomen dat er valse geneesmiddelen op de markt komen. * Elke verpakking van een receptplichtig geneesmiddel heeft een uniek serienummer.


      • Verzegeling is altijd aangebracht op de buitenste verpakking.
      • Doosje dicht gelijmd (met perforaties).
      • Zegels of stickers (Met of zonder hologram.
      • Draai en open.

      \(Juiste-verpakking\)

      • De verpakking moet aan de volgende eisen voldoen;
      • 2D-code (naast, onder of boven de tekst items).
      • Verzegeling intact.
      • Tekst items Staan zichtbaar op de verpakking;
      • Productcode of GTIN.
      • Serienummer.
      • Vervaldatum.
      • Batchnummer.

      \(Alerts-bij-het-scannen-van-verpakkingen\)

      Oorzaken Scanner problemen. * Verpakking eerder gescand. * Verpakking al aangebroken. * Vervaldatum verlopen. * Verpakking teruggeroepen. * Verpakking vervalst.


      Vermoeden vervalsing ⇒ Melding maken * Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. * Digitaal formulier invullen. * Verdacht doosje bewaren bij kopie ingevuld formulier.

    1. Algemene principes met betrekking tot bewaren

      Algemene aanwijzingen voor bewaren; * Droog bewaren. * Koel bewaren. * Donker bewaren.

      Bewaarcondities voor geneesmiddelen; * Diepvries (temp.lager dan -18 graden). * Koelkast (temp. tussen 2-8 graden). * Kamertemperatuur (tussen 15 - 25 graden).


      • Bewaartermijn; de tijd van bewaren voordat het geopend is.
      • Gebruikstermijn; na openen.
    2. Houdbaarheid
      • Chemische houdbaarheid.
      • Fysische houdbaarheid.
      • Microbiologische houdbaarheid.
  5. Jun 2023
    1. 17.3 Insuline

      $$Behandeling-van-diabetes-type1$$ \(Insulines\)

      Bij diabetes tyype 2 wordt insuline alleen bij uitzondering gebruikt. * Sterkte; 100 IE/ml. * Individueel gedoseerd; 1. Kortwerkend 3 dd 6-8 uur 2. Middellangwerkend 2 dd 10-24 uur 3. Langwerkend 1-2 dd 24-36 uur


      \(Bijwerkingen\) * Hypoglykemie. * Locale allergische reacties.

    2. 17.2 Diabetes mellitus

      $$Verschil-diabetes-Type 1-en-2$$


    3. 17.5 Insuline als geneesmiddel

      $$Behandelplan-herzien-voor-risico-patiënten-(2021)$$ * Zeerhoogrisiscopatienten. * Cardiovasculair risicomanagement betreft: 1. Mensen die al bekend zijn met een eerder doorgemaakte hart- of vaatziekte. 2. Mensen met enigszins gevorderde chronische nierschade. 3. Mensen met hartfalen.


      Stappenplan DM type 2 bij patiënten met zeer hoogrisico


      Medicatie voor risico patiënten

      Om hypoglykemie te voorkomen is het raadzaam bij een HbA1c < 64 mmol/mol de dosering sulfonylureumderivaten en insuline te minderen of te stoppen.


      Stappenplan DM-type 2 bij patiënten zonder hoog risico


    4. 17.4 Behandeling van diabetes

      $$Geneesmiddelen-diabetes-type1$$

      Insuline (subcutaan) * Kortwerkend. * Middellangwerkend. * Langwerkend. * Combinatiepreparaten.


    5. 17.1 Inleiding
      • Ongeveereen milioen Nederlanders heeft diabetes.
      • 90% heeftdiabetes type2.
      • Van hen weten toto 250.000 mensen niet dat ze het hebben.
      • Diabetes komt het meest voor bij mesnen van Hindoestaans-surinaamse afkomst. Van hen heeft boven de 60 jaar zelfs 37% diabetes.
      • In Nederland overlijden jaarlijks evenveel mesnen aan diabetes als aan borstkanker; drieduizend.

      \(Alvleesklier\) * Ook wel pancreas genoemd. * Functies alvleesklier; 1. Productie van spijsverteringsenzymen. 2. Aanmaak van hormonen (zolas insuline); Eilandjes van langerhans (a en B cellen)

    1. 14.2 Orale anticonceptiva

      $$OAC- 'de-pil'$$ * Gebruikt door vrijwel uitsluitend gezonde vrouwen. * Meestal combinatiepreparaten. * Bevatten hormonen die op de natuurlijke geslachtshormonen van de vrouw lijken => oestrogenen en progestagenen. * Deze hormonen bootsen een menstruatiecyclus na.


      \(Werken\)

      Werking wordt door 3 factoren bepaald; * Onderdrukking ovulatie. * Minder geschikt maken van het baarmoederslijmvlies voor innesteling. * Slijmvlies van de baarmoederhals minder doorlaatbaar voor zaadcellen.


      Beinvloeding menstruatiecyclus * Na zeven dagen pilgebruik vindt er geen verdere rijping plaats van de eitjes en vindt er geen eisprong plaats. * na stoppen van de pil duurt het weer 7 dagen voordat de eierstokken weer 'ontwaakt' zijn om een eicel tot rijping te brengen.


      Spotting * Spotting = doorbraakbloeding. * Lage hormoonspiegel => afstoten baarmoederslijmvlies =>kleine hoeveelheid bloed. * Hormoonspiegel in bloed dreigt dan te laag te worden. * Verhelpen door bloedspiegel op peil te brengen door bijv. enkele dagen 2 tabletten te bgebruiken. * Bij vergeten van de pil of bij interactie met een ander geneesmiddel => kans op zwangerschap. * De pil is het minst betrouwbaar aan het eind van de stopweek. * Inname nieuwe pil 'stopt' de eicelrijping.


      Toepassingen * Anticonceptie. * Overvloedige en langdurige menstruatie. * pijnlijke menstruatie. * Onregelmatig bloedverlies. * (acne en overbeharing; 'Diane-35')


      Drie groepen combinatiepreparaten pil * Sub-50 pil; bevat minder dan 50µm oestrogenen stof (meestal 30µm ethinylestradiol) * 50-(plus)-pil; bevat 50µm ethinylestradiol * Drie-fasenpil; bevat een wisselde hvh oestrogenen (<50µm) en progestagenen stof, wijzigt 3 maal per cyclus om natuurlijke cyclus na te bootsen.


      $$Pil-soorten$$

      Sub-50 pil (-on) * Marvelon® * Yasmin® * Femodeen® * Minulet® * Lovette® * Microgynon-20/30® * Stederil 30® * Modicon® * Neocon® * Cilest®

      50-(plus)-pil * Microgynon 50® * Drie-fasenpil * Qlaira® * Trigynon® * Trinordiol * Trinovum®

      Overig * Diane-35 ® & Minerva® * cyproteronacetaat 2 mg en ethinylestradiol 35 microgram * Bij acné en/of overmatige haargroei * Voor max. 3 maanden afleveren * Altijd een recept nodig!


      \(Indeling\) * Eerstegeneratiepillen (50µm EE); 1. Bevatten 50µm oestrogeen 2. Microgynon 50. * Tweedegeneratiepillen (20 of 30µm EE); 1. Progestageen = levonorgetrel, lynestrenol of norethisteron. 2. Microgynon, Stederil, Ministat * Derdegeneratiepillen (20 lf 30 of 35µm EE); 1. Bevatten desogestrel of gestodeen als progestageen. 2. Marvelon, Mercilon, Femodeen, Cilest. * Vierde generatiepillen (30µm EE) 1. Progestageen = drospirenon.


      • Voorkeur gaat uit naar de tweedegeneratiepil.
      • Vanwege kans op veneuze trombo-embolieen dient de derdegeneratiepil met name bij startende, jonge vrouwen niet te worden voorgeschreven.
      • Het risico op trombose of embolie is het hoogste in de eerste maanden van het gebruik. Hierna neemt de kans af.
      • Ook stijgt de kans bij vrouwen > 35 jaar die roken.
    2. 14.5 Geneesmiddelen bij de overgang
      • Overgang = climactrium.
      • Na 40ste levensjaar: lichaamelijke veranderingen door veranderingen in de hormoonhuishouding.
      • Overgang = periode van wel kinderen kunnen krijgen => geen kinderen meer kunnen krijgen.
      • 25% van deze vrouwen heeft een onregelmatige menstruatie dat na overloop van jaren wegblijft.
      • Biologisch proces dat op middelbare leeftijd begint.
      • Wegblijven van de menstruatie heet menopauze.

      Wat gebeurt er? * Minder follikels (eierstokken) > minder aanmaak oestrogenen. * Verminderde vruchtbaarheid door daling oestrogeenspiegel. * Onregelmatige menstruatiecycli


      Klachten * Opvliegers. * Slapeloosheid. * Stemmingsverandering. * Geïrriteerd. * Minder zin in sex. * Hoofdpijn/Migraine. * Urine incontinentie. * Vaginale verschijnselen. * Depressie.


      Hormonen bij overgangsklachten * Oorzaak klachten = verlaging oestrogeenspiegel. * Alleen behandelen als dagelijks functieoneren belemeerd wordt. * Behandeling = 1. Oestrogeen in combi met progestageen (afstoting BM-slijmvlies). 2. Geen BM meer? Dan geen progestageen.


      Behandeling * Oestrogenen minstens half jaar tot een jaar gebruiken, daarna stoppen. * Voordeel; bescherming tegen botontkalking. * Nadelen; 1. Kans op borstkanker vergroot. 2. meer kans op hart- en vaatziekten.

      Voordeel van langdurig gebruik tegen botontkalking weegt niet op tegen de nadelen; grotere kans borstkanker.

      • Orale toediening oestrogenen;
      • OAC's combinatiepil.
      • Estradiol (Estrofem®, Zumenon®)
      • Geconjugeerde oestrogenen (Dagynil®).

      • Hormoonpleisters;

      • Estradiol.
      • 1-2x per week vervangen.

      • Combinatie oestrogeen en progestageen (continu of cyclisch);

      • Angeliq, Femoston.

      Oestrogenen geven bij sommige vrouwen verbetering van de psychische klachten. Veel psychische klachten hangen ook samen met veranderingen in het leven.


      Vaginale klachten

      • Vaginale droogheid; Synapause-E® of ovules.
    3. 14.4 Overige anticonceptiva

      $$Nuvaring®$$ * Vaginale ring = combipreparaat. * Ring in vagina inbrengen. * Opname via slijmvlies vagina. * Na 3 weken ring verwijderen. * Na stopweek opnieuw ring inbrengen. * Mag tussendoor max 3 uur verwijderd worden.


      $$Evra(pleister)$$ * Combi preparaat met 20µm EE. * Sinds 2003 in de handel. * 1 pleister per 7 dagen; drie weken, 1 plaeistervrije week. * Max 6 weken achter elkaar.

      Nadelen * Bijwerking; huidirritatie. * Kans op loslaten van pleister. * Minder betrouwbaar bij zware vrouwen.


      Middelen met alleen progestagenen stof * Mirena. Prikpil. Minipil. * Implanon. * (Evra, Nuvaring en meeste OAC's zijn combinatiepreparaten)


      $$Spiraaltje$$

      IUD (intra Uterine Devices) of spiraaltje; * Werking is niet geheel duidelijk. * Waarschijnlijk veroorzaken ze ontsteking in baarmoeder> geen innesteling eicel. * 5 jaar.

      2 soorten IUD's; * Koperhoudend IUD. * Progestageenhoudend IUD


      Verschil tussen de 2 soorten IUD's * Koperhoudend IUD (Multiload-Cu®); 1. Schadelijk effect op zaadcellen. 2. Soms gebruikt als moningafter. * Progestageenhoudend IUD (Mirena®); 1. BM-slijmvlies wordt niet opgebouwd. 2. Geven per dag kleine hvh levonorgestrel af.


      Bijwerkingen * Na plaatsen spiraaltje wordt menstruatie soms heviger, langduriger en pijnlijker. * Bij progestageenhoudend IUD's verdwijnt bij veel vrouwen nagenoeg de menstruatie


      $$Middelen-met-alleen-progestagenen-stof$$

      Prikpil * 1x per 3 maand. * Depo-provera. * Nadeel; doorbraakbloedingen.

      Minipil; * Bevat desogestrel (Cerazette®) * Bij vrouwen die geen oestrogeen willen of mogen gebruiken (bijv borstvoeding) * Dagelijks gebruiken. * Kent geen stopweek. * Nadeel vaak doorbraakbloedingen.

      Implanon * Etonogestrol (Implanon®) * Tablet die subcutaan door arts wordt geïnjecteerd. * Nadeel onregelamtig bloedingpatroon en bij niet goed plaatsen niet goed werkzaam. * Na 3 jaar vervangen (bij gezette vrouwen na 2 jaar)

    4. 14.3 Morning-afterpil
      • Noodmaatregel om zwangerschap te voorkomen.
      • 3 mogelijkheden;
      • Levonorgestrel (Norlevo) - binnen 72 uur.
      • Ulipristal (Ellaone) - binnen 120 uur.
      • Monringafterspiraaltje.
      • Werking berust op het voorkomen van innesteling van de bevruchte eicel.
      • Bijwerkingen; misselijkheid en braken.
    5. 14.1.1 Methoden van anticonceptie
      • Periodieke onthouding.
      • Condoom.
      • Sterilisatie van vrouw of man.
      • Hormonale anticonceptiva.
      • Morning-afterpil.
      • Spiraaltje.
    6. 14.1 Inleiding

      $$Menstruatiecyclus$$ * Treedt op bij vrouwen vanaf ongeveer 13 jaar. * Normale menstruele cyclus bestaat uit 4 fasen; 1. Folliculaire fase => eicelrijping. 2. Ovulatie => eisprong. 3. Luteale fase => 2e helft cyclus. 4. Menstruatie => ongesteld, afstoting slijmvlies.

    1. 22.5 Aandoeningen van de onderste luchtwegen

      Kenmerkende klachten; * Benauwdheid. * Kortademigheid. * Slijmvorming. * Piepende uitademing. * Hoesten. Ziektes zijn;<br /> Astma en COPD.

    2. 22.2 Aandoeningen van de bovenste luchtwegen
      1. Infecties mond- en keelholte.
      2. Ontsteking mond- en tandslijmvliezen.
      3. Keelontsteking.
      4. Aften.
      5. Verstopte neus.
      6. Verkoudheid.
      7. Hoest.
  6. Apr 2023
    1. Bloeddruk

      $$Circulatie, bloedsomloop$$ * Hart. * Bloedvaten. * Bloed. * Weefselvocht. * Lymfatisch systeem


      $$Circulatie functies;$$ Vervoer van stoffen en warmte; transportfunctie. * Bewaren van evenwicht in het inwendige milieu; weefselvocht. * Bescherming van het lichaam; antistoffen, antilichamen, stollingsfactoren.*


      $$Het-hart$$ $$Diastolisch- Systolisch$$ * Hart staat onder invloed van autonome (of onwillekeurige) zenuwstelsel. * Hart heeft functie van een pomp (gespierde wand)


      $$Autonoom (onwillekeurige) zenuwstelsel$$ Sympathicus * Vlucht => Epinefrine /actie => adrenaline. * Hartslag sneller. * Longblaasjes wijder. * Bloeddruk hoger. * Minder speeksel. * Minder spijsvertering. * Pupil wijder. * Kleine bloedvaten nauwer.


      Parasympathicus. * Rust => Acetylcholine. * Hartslag langzamer. * Longblaasjes nauwer. * Bloeddruk lager. * Meer speeksel. * Meer spijsvertering. * Pupil nauwer. * Kleine bloedvaten wijder.


      Slagaders * Arterie * Dikke wand. * Veel elastisch weefsel. * Alleen kleppen begin aorta en longslagader


      Aders * Vene. * Dunne slappe wand. * Kleppen. * Transport bloed door; spierpomp en zuigkracht, borstkas

    2. 16.5 Verhoogd cholesterol

      $$Verhoogd-cholesterol$$ * Maakt Hart- en vaatziekten; hartinfarct en beroerte. * We halen vetten uit voedsel. * De lever produceert vetten.

      Screenshot-2023-04-16-201543

      • Soorten vetten zijn;
      • Triglyceriden. =>
      • Cholesterol => Beide worden vervoerd in het bloed m.b.v. \(lipoproteinen\)

      Bebaling cholesterolgehalte * Kan twerk schommelen, dus altijd meerdere keren meten.

      • Uitstellen bij stress, gewichtsverlies, ziekte, zwanger schp
    3. 16. Cardiovasculair risicomanagement
      • Risicofactoren voor hart-en vaatziekten

      (hartinfarct en beroerte); 1. Roken. 2. Verhoogde bloeddruk. 3. Te hoog cholesterol. 4. Diabetes. 5. Overgewicht.


      $$CVRM$$ Risicofactoren op ontstaan van HVZ; 1. 1/4 van de bevolking heeft verhoogd choleserol. 2. 1/2 van de bevolking heeft hoge bloeddruk. 3. 1 op de 5 Nederlanders > 15 jaar rookt. 4. Bijna de helft van de Nederlanders > 20 jaar heeft een overgewicht.

    4. 16.3 Verhoogde bloeddruk

      $$Hypertensie$$ * De hoogte van de bloeddruk is afhankelijk van de weerstand die het bloed ondervindt als het in lichaam wordt rondgepompt; 1. Systolische druk = bovendruk. 2. Diastolische druk = onderdruk. * Bloeddruk stijgt door lichaamsbeweging, praten en emoties (boos, angstig). * Bloeddruk 's ochtends en 's avonds lager dan 's middags.


      1. Essentiële hypertensie; geen duidelijke oorzaak (90% van de gevallen)
      2. Secundaire hypertensie; duidelijk aanwijsbare oorzaak (Nierproblemen)
    5. Antihypertensiva

      $$Anti-hypertensiva$$ 1. Diurectica. 2. Betablokkers(betasympathicolytica) 3. Renine-angiotensine remmers. 4. Calciumantagonisten. 5. Overige antihypertensiva. * Alle groepen hebben een verschillend aangrijpingspunt. * Op welke wijze beïnvloeden ze de bloeddruk;

    1. 23.1.2 Thyreostatica
      • stoppen de werking van de schildklier
      • Thiamazol = strumakzol
      • vaak i.c.m. schildklierhormoon

      Andere behandelingen: * schilklier operatief laten verwijderen * bestraling met radioactief jodium.


      Symptomen Hyperthyreoidie; * Hartkloppingen. * Beven. * Zweten. * Gejaagd of geirriteerd gevoel. * Vermoeidheid. * Diarree. * Afvallen. * Uitpuilende ogen=>ziekte van Graves (auto-immuunaandoening) * vergroting van de schildklier; Nadulaire struma; 1. Ongecontroleerde aanmaak schildklierhormoon. 2. Schildklier wordt steeds iets groter * subacute thyreoïditis: virale infectie, spontaan herstel * toxisch adenoom * geneesmiddelen (lithium/amiodaron), jodiumhoudende contrastmiddelen


      $$Medicatie Hyperthyreoïdie; $$ Bijwerkingen; * Dosisafhankelijk. * Voor Hypothyroïdie. * Struma.

      Interactie; * Werking cumarine.

      Zwangerschap; * Toepassing onder nauwgezette controle.

    2. Thyreomimetica
      • Dosiasafhankelijk.
      • Voor Hypothyreoidie
      • Struma

      Oorzaken Hypothyreooidie

      1 Te weinig inname van jodium

      2 Aandoeningen aan de schildklier of hypofyse * auto-immuunziekte (ziekte van Hashimoto)

      3 Congenitale (erfelijk) hypothyreoidie. * Schildklier ontbreekt of is slecht ontwikkeld. * schildklier maakt (bijna) geen schildklierhormoon aan


      $$Symptomen Hypothyreoidie $$* Trage hartslag * Snel koud. * Sloom gevoel. * Vermoeidheid. * Obstipatie. * Gewichtstoename. * Haaruitval. * Dikke hals (struma) * Depressie


      Thyreomimetica * Boosten de werking van schildklier na.

      Levothyroxine; * Bloedspiegel bepalen. * Half uur voor het ontbijt innemen


      Bijwerkingen: * Geen

      Interacties; * De absorptie door gelijktijdig inname met; Antacida, Ca-zouten, sucralfaat, IJzerzoutn.

      Zwangerschap; * Thyreomimetica moeten worden blijven gebruikt tijdens de zwangerschap.

    3. Inleiding

      $$Schildklierhormoon$$ Beïnvloeding: * stofwisseling * vetverbranding * energieverbruik * ontwikkeling hersenen en CZS * Hartslag en bloeddruk. * Stimuleren geestelijk welzijn. * Groei


      Hormoon productie; * TRH= thyrotropine-releasing hormone. * TSH= Thyroid stimulerend hormoon. * T4= Tetrajodothyronine (levo)thyroxine. * T3= Trijodothyronine (liothyronine).


      Jodium is nodig om de schildklierhormonen te maken * T4 => niet actief. * T3 => actief

    4. ziekte van Graves

    5. vergroting van de schildklier

      Nadulaire struma; * Ongecontroleerde aanmaak schildklierhormoon. * Schildklier wordt steeds iets groter

    1. 18.3 Angina pectoris
      1. Zuurstofgebrek van de hartspier door vernauwing van de kransslagaders.
      2. Oorzaken;
      3. Aderverkalking.
      4. Emoties.
      5. Inspanning.
      6. Hartfalen.
      7. Hartritmestoornissen.
      8. Hoge bloeddruk.
      9. Bloed-armoede.
      10. Verminderde longfunctie
      11. Klachten;
      12. Pijn op de borst bij inspanning.
      13. Pijn verdwijnt in rust of na een spray nitroglycerine onde de tong.

      • Leefregels;
      • Stoppen met roken.
      • Beperken alcohol,
      • Voldoende lichaamsbeweging.
      • Verminderen overgewicht.
      • Voedingsadviezen.
      • Operatie; Plaatsen van een stent(dotteren) of een bypass aanleggen.
      • Geneesmiddelen
      • Nitraten
      • bètablokkers
      • calciumantagonisten.

      $$Nitraten (traat)$$ * Vaatverwijdende werking; 1. Vaatverwijding, gladde spieren, bloedvaten. 2. Hart hoeft minder hard te pompen en heeft daardoor minder zuurstof nodig => doorbloeding kransslagaders neemt toe. * Voorbeelden 1. Oromucosaal (bij aanval); nitroglycerine of isosorbiedendinitraat => Weestand overwinnen en zuurstof behoefte neemt af 2. Retard (Onderhoud) ; isosorbidedinitraat (ISDN) en isosorbidemononitraat (ISMN) 3. Transdermaal (Onderhoud); nitroglycerine pleisters.


      $$Nadelen;$$ * Gewenning=> advies => 1. In de nacht een Nitraatvrije periode. 2. Laatste dagdosis vlak na avondeten. * Groote first-pass effect 1. Wordt in de lever snel omgezet in een inactieve stof. 2. First-pass effect omzeilen door. * Oromusocale (spray) * Sublinguale (tabletje onder de tong). * Of transdermale (pleister)toediening.


      • Bijwerkingen;
      • Verwijding van hersenvaten => vooral in het begin hoofdpijn.
      • Blozen

      $$Bètablokkers / Betasympathicolytica (lol)$$ * Eerste Keus middelen bij de onderhoudsbehandeling. * Voor hart werken * Werking bij angina pectoris; 1. Verminderen van hartfrequentie. 2. Verlaggen van bleoddruk. 3. Afname zuurstofbehoefte hart. * Middelen. 1. Metoprolol, atenolol => veel gebruikt. 2. Sotalol => hartritmestoornis. 3. Bisoprolol, carvedilol => hartfalen


      $$Ca-antagonisten.(dipine)$$ * Eerste keus middelen. * Behandelen van angina pectoris en hoge bloeddruk. * Voorbeelden; verpamil en dilitazem.


      Werking bij angina pectoris; 1. Beperken instroom calcium. 2. Samentrekking hart- en vaatspiercellen verlopen trager en minder krachtig. 3. Vertraging prikkelgeleiding sinus en AV-knoop. 4. Minder zuurstof nodig voor het hart. 5. Bloedvaten en kransslagaders worden wijder => daling bloeddruk. * Bijwerking; 1. Flushing (blozen) door wijder worder van haarvaatjes.

    2. Behandeling
      • Leefregels
      • Beperking alcohol, vocht en zout
      • Voldoende lichaamsbeweging.
      • Geneesmiddelen.
      • Diuretica
      • RAS-remmers
      • Bètablokkers
      • Hartglycosiden

      $$Diuretica (plaastabletten)$$ Voorbeelden; 1. Hydrochloorthiazide. 2. Furosemide, 3. Bumetanide. * Werking bij hartfalen; 1. Verminderen van de weerstand die het hart moet overwinnen bij het pompen. 2. Vastgehouden vocht (oedeem) wordt afgevoerd Bijwerkingen; Te kort aan Klaiumionen.* * Contra-indicatie; 1. Bij jicht (diurectica verhogen urinezuur in bloed)


      $$RAS- remmers$$ Hartkracht versterken. * Voorbeelden; 1. ACE-remmers - eerste kues (pril) ; enalapril, captopril(hydrochloorthiazide 2. AT-2 antagonisten (sartan); losartan, irbesartan * Werking bij hartfalen; 1. verminderen van de weerstand die het hart moet overwinnen bij het pompen. * Contra-indicatie; 1. NSAID's; Ze beinvloeden de nieren en houden vocht vast


      $$Beta-blokkers$$ * Meestal in combinatie met diurectica en/of ACE-remmers. * Werking bij hartfalen; 1. Verbetering functie linkerkamer en afname van ritmestoornissen. * Bèta-blokkers kunnen wel de hartfunctie verslechteren, daarom; 1. Starten met lage doseringen en langzaam opbouwen (start low, go slow) 2. Wordt vooral toegepast bij relatief jonge patiënten (58-64 jaar) * Contra-indicatie; 1. NSAID's; Ze beïnvloeden de nieren en houden vocht vast


      $$Hartglycosiden$$ * Voorbeeld; Digoxine (lanoxin®) * Werking bij hartfalen; 1. Vergroten van de hartkracht, verbeteren de pompfunctie. 2. Slagvolume en hartminuutvolume neemt toe, hartfrequentie neemt af. * Eigenschappen; 1. Glycosiden werken binden sterk aan de hartspier. 2. Lange halfwaardetijd. 3. Gevaar voor cumulatie. 4. Geringe Therapeutische breedte * Contra-indicatie; 1. NSAID's; Ze beinvloeden de nieren en houden vocht vast


      $$Hartglycosiden (Digoxine)$$ * Hartritmestoornissen gebruikt met cumarinederivaten/antistollingsmiddelen. * Sterk werkzame stof * 1. Normale dosering; 1/16mg, 1/8mg, 1,4mg per dag. * Grote kans op overdosering vooal bij ouderen; 1. Slechte nierfunctie (digoxine wordt uitgescheiden via de nieren). 2. Verhoogde kan op uitdroging. * Interactie met diurectica; 1. Giftigheid neemt toe bij gebruik van diuretica. 2. Diuretica verlagen de klaiumspiegel, digoxine bindt dan beter aan de hartspier. Oplossing; Klaiumspiegel regelmatig laten controleren. * Contra-indicatie; 1. Schildklierhormonen hebben invloed op de uitscheiding van digoxine. De eliminatie van digoxine is verhoogd bij hyperthyreoïdie en verlaagd bij hypothyreoïdie .

    3. Hartfalen

      $$Decompensatio -Cordis$$ Er wordt onvoldoende bloed naar de weesfels gepompt, hart is niet meer in staat om aan zuurstofbenhoefte te voldoen. * Vermoeide spieren armen en benen. * Nieren werken niet meer goed; 1. Nieren zijn nodig voor verlagen van de bloeddruk 2. Verergering hartfalen. * Hart is niet krachtig genoeg, hij pompt onvoldoende krachtig. * Bloed dat terug moet naar het hart, hoopt zich op 1. Links: stuwing in de longen; verminderde werking longen, moeilijke ademhaling. 2. Rechts: stuwing in andere gedeeltes lichaam; vochtophoping (oedeem) in bv. benen en leververgroting.


      $$Oorzaken$$ * Ouderdom * Beschadiging hartspier (infectie, gedeeltelijke afsterving door een infarct). * Beschadiging hartkleppen. * Hartritmestoornissen; 1. <100/m tachycardie 2. >50/m bradycardie * Suikerziekte. * Overgewicht


      $$Gevolgen (compensatie)$$ * Hartminuutvolume wordt verhoogd; 1. Bijnier geeft (nor) adrenaline af. 2. Om te voldoen aan O2 behoeftes. 3. Maar extra belasting hart. * Vergroting hartspier 1. Maar want wordt stug. * Nieren gaan meer NA+ en water vasthouden; 1. Totale bloedvolume neemt toe. 2. Hartspier wordt hierdoor meer opgerekt. 3. Hart kan hierdoor krachtiger samentrekken. 4. Oprekken helpt op gegeven moment niet meer.


      $$Gevolgen (lange termijn)$$ * Hartwerking schiet tekort. * Vermoeidheid, zwakt. * Vochtophoping (oedeem) achter longen. * Vochophoping in extremiteiten (voeten en handen) * Versneld hartritme

    4. 18.1.1 Werking van het hart

      $$Het Hart$$ * Hartfrequentie; gemiddeld 70 slagen per minuut. * Slagvolume; hoeveelheid bloed dat per slag door lichaam gepompt wordt; Ongeveer 70 ml. * Hartminuutvolume; hoeveel ml pompt het hart per minuut door het lichaam; slagvolume x frequentie.


      $$Elektriciteit -in -het -hart$$ * Elektrisch signaal (65-70x per minuut) begint in siusknoop in rechterboezem. * Hierna verspreiding over linker en rechterboezem. * Op grens boezems en kamers; AV knoop.


      • AV knoop; vertraging van het signaal, zodat boezems helemaal 'leeg' worden gepompt.
      • Hierna verspreiding over bundel van His en Purkinje vezels.
    5. Hartritmestoornissen
      • Stoornis in de prikkelgeleiding.
      • Volgorde bij samentrekken hart (samentrekken boezems, samentrekken kamers).
      • Als hart daarvan afwijkt;
      • Hartkracht neemt af.
      • Bloedcirculatie komt in gevaar.
      • Spontane prikkels kunnen ontstaan (extrasystole).
      • Oorzaak; bijvoorbeeld na een hartinfarct.
    1. Trombose

      $$Trombose$$ * Bij Trombose is er sprake van een bloedstolsel in een bloedvat. * Gevolg: zuurstof komt niet meer bij de cellen en weefsels en deze kunnen afsterven.


      \(Soorten\)

      Arteriele trombose: * Komt voor in de hart, hersen of perifere bloedvaten. * Risicofactoren: hoog cholesterol, roken, verhoogde bloeddruk, diabetes en ernstig overgewicht.

      Veneuze trombose: * Komt meestal voor in de onderste ledematen en het bekken. * Gevolg: longembolie. * Risicofactoren: bedlegerigheid, verwonding, ouderdom, zwangerschap, gebruik van orale anticonceptie en ernstig overgewicht.


      \(Oorzaken\) 1. vaak geen oorzaak te vinden. 2. Veranderingen in de bloedvatwand (aderverkalking) 3. Verminderde bloedcirculatie (bedlegerige patiënten) 4. Verandering in de samenstelling van het bloed.


      $$Embolie$$ * Risico van trombose; het bloedpropje kan loslaten en meekomen in de bloedbaan. * Het propje kan dan terechtkomen in de hersenen, het hart, de longen of nieren. * Het orgaan kan dan niet juist meer functioneren

    2. 19.1.3 Bevorderen van de bloedstolling
      • Anticoagulantia vertragen de bloedstolling.
      • Er zijn weinig geneesmiddelen die de bloedstolling bevorderen
      • De enige is Tranexaminezuur (TXA)
      • Bij snij- en scheerwondjes kunnen evt. Aluin of ijzersulfaat gebruikt worden.
      • Deze middelen werken samentrekkend.
      • Sommige mensen hebben door een erfelijke (hemofilie)ziekte geen stollingsfactoren;
      • Voor deze mensen injecteren we stollingsfactoren uit menselijk bloed.

      \(Hemofilie\) * Stollingstoornis. * Erfelijke aandoening. * Bloed stolt niet goed. * Sneller bloedingen en blauwe plekken.

    3. Inleiding

      $$Functie-van-de-bloedstolling$$ * Belangrijk verdedigingsmechanisme van het lichaam. * Voorkomt bloedverlies. * Verhindert het binnendringen van micro-organismen bij beschadigde huid en slijmvliezen.


      Risico * Bij inwendige stolling van de bloedvaten kunnen bloedvaten worden afgesloten. * Antistollingsmiddelen worden gebruikt om; 1. Een inwendige stolling te voorkomen. 2. Of een stolling die er al is te behandelen.

    4. Antitrombotica

      Een verzamelnaam voor stoffen die de bloedstolling vertragen (antistollingsmiddelen)

      Vier groepen; * Anticoagulantia; 1. Heparines. 2. Coumarines. * Trombocytenaggregatieremmers (TARs) * Direct werkende orale anticoagulantia (DOACs) * Tombolytica.

    5. 19.1.1 Start van de stolling
      1. Beschadiging aan de bloedvatwand.
      2. Samentrekking van de bloedvatwand via het autonome zenuwstelsel.
      3. Afdichting van de wond door bloedplaatjes.
      4. Activatie van het stollingsmechanisme met Fibrine en stollingsfactoren.
    1. 10.1 Zetpillen
      • Miglyol; verlaagt het smeltpunt.
      • Aerosil; vermindert agglomeraten.
      • Lactose monohydraat; voor een goede verdeling van de wekzame stof.
      • Estarine B; zetpilbasis.
      • Sojalecithine; massa gietbaar te houden
    2. adeps solidus

      Adeps solidus is een synthetische vet dat bestaat uit een mengsel van mono- di- en triglyceriden.

    1. Collectieve arbeidsovereenkomst

      $$CAO -apotheken$$ $$Collectieve- Arbeids- Overeenkomst$$ * Collectief= een groep van mensen die hetzelfde belangrijk vinden (eenzelfde belang hebben). * Apothekeraaistenten zijn een collectief. * In een CAO staan beschreven salaris, functieomschrijving, werkomstandigheden, etc * In een CAO worden de apothekersassistenten als een groep gezien. * Als groep kunnen ze optreden bij onderhandelingen met werkgevers (ketens of apothekers). * De werkgevers zijn ook vertegenwoordigd in een collectief.

    2. Inleiding

      $$Arbeidsovereenkomst = contract$$

      Zaken die hierin geregeld worden; * Voor hoelang is het contract. * Proeftijd. * Bepaald of onbepaalde tijd. * Het aantal uren dat je gaat werken. * Werktijden. * Salaris. * Vakantiegeld en vakantiedagen.

    1. 18.6 Onverzekerden en mensen zonder geldige verblijfsdocumenten
      • Fraude voorkomen door (minimaal een maal) te legitimeren.
      • Half jaar betalingsachterstand bij zorgverzekereing=>CAK (Centraal administratie kantoor, in boed staat College voor Zorgverzekeringen).
      • Waarborgfonds voor illegalen en mensen zonder verblijfsstatus; Inlia via CAK. Eigen bijdrage bij geneesmiddelen is 5 euro
    2. 18.4 Aanpassingen van het zorgstelsel

      $$Stelselherziening$$

      Doel; zorgaanbod en zorgkosten onder controle krijgen. * Behandelen in de eerste lijn, tweede lijn als dat modig is; deel zorg voor chronisch zieken=> naar de eerste lijn. * Splitsing cure (Zvw) en care (WIz) * Meer vragsturing nodig; de zorgbehoefte of de vraag moet centraal staan, niet het aanbod.

    3. 18.5 Kostenbeheersing

      $$Kostenbeheersing-van- geneesmiddelen$$

      Maatregelen; 1. Verminderen geneesmiddelgebruik stimuleren. 2. Keuze geneesmiddel bepalen (generiek vs spécialité) 3. Geneesmiddelen uit basispakket halen (klant zelf laten betalen) 1. Vergoeding van geneesmiddelen beperken (GVS) 1. Zorgen voor lagere prijzen.

      1. Wet geneesmiddel prijzen.
      2. Claw-back.
      3. Preferentiebeleid.
    4. 18.3 Beheersen van de kosten van geneesmiddelen

      $$Kosten-Gezondheidszorg$$ * Geneesmiddelen beslaan 10% van de totale kosten van de gezondheidszorg. * Factoren van invloed op kosten; 1. Vergrijzing; mensen worden ouder en gebruik meer zorg. 2. Meer ziekten zijn met medicijnen te behandelen.' 3. Dure nieuwe geneesmiddelen.

    1. 17.5 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
      • Bevorderen van de zelfredzaamheid.
      • Gemeenten moeten deze taak uitvoeren.
      • De ondersteuning kan men aanvragen bij het WMO-lokt.
      • Voorbeelden; vervoer met een taxi of een aanpassing in de woning.
    2. 17.4 De Wet langdurige zorg (Wlz)
      • Bij zorgbehoefte van 24 uur per dag.
      • Langdurig verblijf in een zorginstelling.
      • Soms wonen mensen thuis en hebben een PGB (persoonsgebonden budget).
      • Vanuit PGB kan iemand de zorgverleners betalen.
      • Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) bepaalt of iemand in aanmerking komt voor WLZ.
    3. 17.3 De Zorgverzekeringswet (Zvw)

      $$Zorg - in - Nederland$$ A. Cure (genezen) => gericht op herstel / gezondheid; * Zorgverzekeringswet (Zvw).

      B. Care (verzorgen) => gericht op landurige verzorging; * Wet Langdurige Zorg (WLZ)

      C. Maatschppelijk zorg; * Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)

    1. 16.2 Regels over arbeidsomstandigheden en arbodienstverlening

      $$Arbeidsomstandigheden(Arbowet)$$ * Werkgevers hebben de plicht om personeel veilig te laten werken. * Werknemers (personeel) heeft de plicht om er alles aan te doen bij ziekte snel te herstellen.

    1. 15.3 Andere wegen om een klacht in te dienen

      Tuchtcommissie; Spreekt een oordeel uit over de geleverde zorg.Voldeed de zorg aan de eisen die daaraan zijn gesteld, of was de zorgverlener nalatig?

      Civiele rechtbank (burgerlijk recht) Als men schadevergoeding wil van materiele en niet-materiele schade, zoals bij een mislukte sterilisatie.

      Strafrechter; * Bij strafbare feiten zolas overtreding o misdrijf. * Bijvoorbeeld geweld, fraude.

    2. 15.2 Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg

      $$WKKGZ$$ Doel van de wet;

      • Positie van patiënten versterken door;
      • Kwaliteitsbevordering.
      • Afhandelen van geschillen.

      • De wet geldt voor;

      • Zelfstandige zorgverleners.
      • Instellingen die zorg verlenen (apotheken)
      • Alternatieve genezers.
    1. Normen

      $$Normen$$ Een norm is een afspraak waar een product of dienst aan moet voldoen. * KNMP heeft normen opgesteld voor het werkveld. * Deze normen heten de NAN (Nederlandse Apotheek Norm) * Deze normen zijn richtlijnen. * Deze richtlijnen gaan over; 1. Het proces; wat houdt farmaceutische zorg in. 2. De structurr; hoe zaken in de apotheek georganiseerd zijn. 3. Aandoeningsgerichte zorgstandaarden; standaarden per aandoening.

    2. Beoordelen van kwaliteit

      $$Inspectie -Gezondheidszorg- en -Jeug$$ * Voorheen; Inspectie voor de Gezondheidszorg. * De inspectie stelt ook normen op. * De inspectie controleert of alle wetten in de gezondheidszorg worden nageleefd.

  7. Mar 2023
    1. cholesterolsyntheseremmers

      aanmaak van cholesterolin de lever afremmen. Na 1 week waarneembaar na4-6 weken maximaal gebruiken

  8. Feb 2023
    1. maar onderhuids woekert de infectie verder, omdat alleen de ontstekingsverschijnselen onderdrukt worden.

      ولكن تنتشر العدوى تحت الجلد ، لأنه يتم قمع الأعراض الالتهابية فقط.

    2. littekenweefsel

      نسيج ندبي

    3. geelzucht (hepatitis A)

      Virus

    1. triage

      التصنيف

    2. tuberculose

      السل

    3. vermoeden

      يشتبه

    4. affiches

      posters

    5. Bewoners konden tevoren onderwerpen aankruisen waarin ze het meest geïnteresseerd waren.

      Residents were able to tick off subjects in which they were most interested in advance.

    6. 12.8

      لتحقيق هدفك الوقائي ، غالبًا ما تعمل مع الآخرين. ليس فقط داخل الممارسة أو الصيدلة ، ولكن أيضًا مع المهنيين والمنظمات الأخرى خارجها. إذا كنت ترغب في تقليل استخدام البنزوديازيبين من قبل كبار السن ، فهناك حاجة إلى المزيد من مجرد إعلام المستخدمين. أنت بحاجة إلى تعاون الممارسين العامين والصيادلة. بعد كل شيء ، تريد منهم أن يصفوا ويصرفوا أقل. إذا حدث ذلك ، كمساعد ، تمامًا مثل الطبيب العام ، سيكون عليك بالتأكيد التعامل مع المرضى الذين يصرون على الموارد. يمكن أن يكون هؤلاء هم مرضاك ، ولكن أيضًا المرضى الجدد الذين يذهبون للتسوق للحصول على الموارد من خلال طبيب آخر. يجب أن تكون قادرًا على التعامل بشكل جيد مع المرضى الذين يضغطون عليك. يمكن لمثل هذا المشروع أن ينجح فقط إذا أراد جميع الأشخاص المعنيين (في حي أو مدينة أو منطقة) العمل عليه معًا ووضع خطة معًا. وإلا فلن يعمل. في بعض الأحيان يجب تطوير مثل هذه الخطة ، وفي أحيان أخرى يكون هناك بالفعل برنامج نصي لمشروع ما. على سبيل المثال ، طور معهد الاستخدام المسؤول للطب سيناريو لتقليل استخدام البنزوديازيبين من قبل كبار السن. كما يتضمن قائمة مرجعية لتثقيف المرضى وتدريبهم. مشروع للحد من استخدام المواد الأفيونية قيد التنفيذ. من خلال إشراك الناس من المجموعة المستهدفة في الخطط من البداية ، يصبحون متحمسين. يمكن تصميم الخطط بشكل أفضل بما يتناسب مع ما يعتبرونه مشكلة ولاحتياجاتهم. تزداد احتمالية مشاركتهم. يبدو أن هذا مهم للوقاية الناجحة

    7. datgene

      that

    8. barsten

      ينفجر

    9. verwijding

      تمدد

    10. ECG

      electrocardiogram

    11. schijnzekerheid

      false security

    1. In de Wet BIG staan regels voor titels van beroepsbeoefenaren, het uitvoeren van risicovolle handelingen, tuchtrecht en (her)registratie

      يحتوي قانون BIG على قواعد ألقاب المهنيين وأداء الأنشطة عالية الخطورة والقانون التأديبي و (إعادة) التسجيل

    1. 11.3.3

      المستحلب هو خليط من سائلين غير قابلين للامتزاج ، على سبيل المثال الزيت والماء. في المستحلب ، يتم الاحتفاظ بالسائل المقسم على شكل قطرات صغيرة معلقًا في السائل المجاور بمساعدة مستحلب. المستحلب ليس متجانسًا جدًا ، وعكرًا - اعتمادًا على التكوين - يمكن أن يكون مستقرًا أو غير مستقر. يجب اهتزاز المستحلب غير المستقر قبل الاستخدام لأنه ينفصل. لا تحتاج إلى هز مستحلب ثابت. لا تختلط جميع المواد مع بعضها البعض. يمتزج الماء والكحول جيدًا. لكن لا يمكن خلط الزيت والماء. إذا رجت خليط الزيت والماء جيدًا ، سترى قطرات زيت صغيرة في الماء. ما عليك سوى الانتظار بعض الوقت وسيتم فصل كل الزيت عن الماء مرة أخرى. إذا قمت بخلط البنزين والزيت ، فسيتم مزجهما جيدًا مرة أخرى. جزيئات الماء مثل المغناطيس الصغير. إنهم ، كما هو الحال ، مضغوطون ضد بعضهم البعض. يمكن فقط للمواد التي تنجذب إليها تلك المغناطيسات أن تتنقل بين جزيئات الماء. هذه مواد مثل الكحول والسكريات. الدهون هي مواد لا ينجذب إليها المغناطيس على الإطلاق. تتكون هذه الدهون من سلاسل طويلة من الجزيئات. عندما يريد جزيء دهني الاختراق بين جزيئات الماء بذيله الطويل (السلسلة) ، تدفع جزيئات الماء ذلك الذيل بعيدًا عن نفسها وتزحف ضد بعضها البعض مرة أخرى. بمعنى آخر: هناك فاصل بين طور الزيت ومرحلة الماء. مرحلة الزيت محبة للدهون أو محبة للدهون. مرحلة الماء محبة للماء أو محبة للماء. يضمن المستحلب بقاء الماء والزيت على اتصال مع بعضهما البعض. يحتوي جزيء المستحلب على سلسلة طويلة محبة للدهون برأس محب للماء. السلسلة المحبة للدهون هي الجزء القطعي من جزيء المستحلب. الرأس المحب للماء هو الجزء القطبي. عن طريق إضافة الزيت والماء معًا في وجود مستحلب ، يحدث ما يلي. عندما يتم خلط الزيت والماء ، تتشكل قطرات صغيرة من الزيت في الماء (أو قطرات الماء في الزيت). عندما تلتقي قطيرة الزيت هذه بجزيء مستحلب ، تنجذب قطيرة الزيت إلى الذيل الطويل المحب للدهن (المحب للدهون) للمستحلب. يلصق المستحلب ذيله بين جزيئات الدهون. جزيئات الدهون لا تحب الرأس المحبة للماء للمستحلب ؛ لذلك يجب أن يبقى هذا الرأس في الخارج. انظر الآن إلى الشكل 11.3. سترى قطرة زيت بها ذيول مستحلب. يمكنك رؤية الأكواب المحبة للماء على السطح الخارجي للقطرة. بدون مستحلب ، كانت جزيئات الماء قد دفعت قطرات الزيت بعيدًا. الآن جزيئات الماء لا تتصادم مع جزيئات الدهون ، ولكن مع كل تلك الأكواب المحبة للماء الموجودة على الجزء الخارجي من قطرة الزيت. تنجذب جزيئات الماء إلى هذه الأكواب. بدلاً من دفع الكريات الدهنية بعيدًا ، تتشبث جزيئات الماء بالأكواب المحبة للماء على السطح الخارجي لقطرات الزيت. بهذه الطريقة يمكن خلط الماء والزيت. https://static-content.springer.com/image/chp٪3A10.1007٪2F978-90-368-2614-3_11/MediaObjects/162900_5_En_11_Fig3_HTML.png الشكل 11.3 جزيء مستحلب بين جزيئات الدهون تطورت علاقة لطيفة بين طور الزيت ومرحلة الماء ، وهي علاقة نسميها المستحلب. مستحلب للاستخدام الداخلي يسمى مستحلب في اللاتينية. يسمى المستحلب السائل للاستخدام الخارجي المرهم أو المرهم.

    2. bederven

      يفسد decay

    3. 11.3.4

      كما أن الإذابة عبارة عن خليط من سائلين غير قابلين للامتزاج مع مستحلب. يكون حجم جسيم الذوبان بين المحلول (الصافي) والمستحلب (غائم). تشكل الجزيئات المراد تقسيمها مذيلات ذات مستحلب تذوب في الطور الخارجي. كمية المستحلب في الذوبان أكبر بكثير من المستحلب العادي. الميسيل عبارة عن قطرة زيت مغلفة بجزيئات مستحلب. في الماء تبرز هذه رؤوسها المحبة للماء إلى الخارج وذيولها المحبة للدهون إلى الداخل (الشكل 11.4). الكل صغير جدًا بحيث لا يمكنك رؤية هذه القطرات بالعين المجردة. الذوبان واضح ومستقر ، لذلك لا داعي لرجه قبل الاستخدام. قطرات فيتامين د المائية هي مثال على ذلك.

    4. troebel

      سحابي

    5. Dispersies

      تشتت

    6. suspensie

      المستعلق في الكيمياء هو خليط غير متجانس يحتوي على مادة صلبة غير ذائبة وإنما معلقة في السائل

    7. colloïdale oplossing

      المادة الغروانية هي مزيج منفصل طورياً بحيث أن إحدى المادتين ذات الجزيئات المبعثرة مجهرياً (سواء تذوب أم لا) تستعلق خلال مادة أخرى (مادة منتشرة أو موزعة بالتساوي عبر مادة أخرى على المستوى المجهري)

    8. emulsie

      مستحلب

    9. solubilisatie

      الذوبان

  9. Dec 2022
    1. 6.3

      الأفيون هو عصير حليبي مجفف من نبات الخشخاش (Papaver somniferum). يحتوي على جميع أنواع المركبات الكيميائية (قلويدات) ، مثل المورفين والكوديين والبابافيرين. تم استخدام هذه العقاقير لعدة قرون بسبب تأثيرها المسكن والمحفز للنوم وكذلك تأثير الإدمان. حوالي عام 1900 ، نما تعاطي الأفيون في أوروبا لدرجة أنه تم وضع معاهدة دولية في نهاية المطاف في عام 1912 وافقت فيها دول مختلفة على مكافحة مشكلة الأفيون. في عام 1919 ، دخل قانون الأفيون الأول حيز التنفيذ في هولندا. ولكن ليس فقط مركبات الأفيون (الأفيون) التي أسيء استخدامها. لهذا تم توسيع القانون في عام 1928 ليشمل مواد أخرى غير الأفيون. يهدف قانون الأفيون إلى منع التصنيع غير المصرح به والاتجار غير المشروع وإساءة استخدام المواد المشار إليها في قانون الأفيون ووضع قواعد صارمة لتصنيع وتوزيع واستخدام هذه المواد. يجب أن يكون الدواء الذي يندرج تحت قانون الأفيون قابلاً للتتبع من لحظة دخول المادة الخام إلى هولندا حتى يتم تقديم الدواء للمريض. يميز قانون الأفيون نوعين من المواد ويصف هذه المواد في قائمتين (القائمة الأولى والقائمة الثانية). المخدرات القوية مدرجة في القائمة الأولى من قانون الأفيون ؛ الموارد التي ، وفقًا للحكومة ، تنطوي على مخاطر غير مقبولة. ومن أمثلة هذه المواد الهيروين والكوكايين والأمفيتامين و LSD والإكستاسي ومسكنات الألم الثقيلة والميثيلفينيديت والديكسامفيتامين. ستجد في هذه القائمة: أوراق الكوكا الكوكايين. ديكستروموراميد. الفنتانيل. الهيروين. الميثادون. مورفين. تحتوي القائمة الثانية على الأدوية اللينة مثل منتجات القنب والحبوب المنومة والمهدئات وستجد جميع البنزوديازيبينات (مثل الديازيبام أو النيترازيبام أو الأوكسازيبام) ، ولكن أيضًا القنب (القنب). كلتا القائمتين تميز بين "المواد" و "المستحضرات". المواد هي المواد الخام. المستحضرات هي أشكال الجرعات التي يتم فيها معالجة المواد ، على سبيل المثال أقراص أو محلول فموي. في بعض الحالات ، يضع القانون متطلبات مختلفة للمواد عن المستحضرات. يمكنك قراءة مثال على ذلك في القسم الخاص بمتطلبات الوصفة. بالإضافة إلى ذلك ، يميز القانون بين القائمة الأولى والقائمة الثانية. يحظر استخدام وكلاء القائمة الأولى والقائمة الثانية: للاستيراد أو التصدير ؛ للتحضير للتعديل؛ لمعالجة للبيع لكى توصل؛ ليزود؛ للنقل ليتم تصنيعه؛ أن يكون حاضرا. ينص قانون الأفيون على متى وعلى من لا تنطبق بعض المحظورات. على سبيل المثال ، قد يقوم الصيادلة والأطباء `` بإعداد أو معالجة أو معالجة أو بيع أو تسليم أو صرف أو نقل أو توفير المواد من القائمة الأولى والقائمة الثانية للأغراض الطبية '' بقدر ما يتم تنفيذ هذه الأنشطة في سياق الدورة العادية الممارسة المهنية "(مقتطف من قانون الأفيون ، المادة 5 (1). كما يوفر القانون للمصنعين وتجار الجملة إمكانية الحصول على إعفاء من حظر الأفيون. بالتعاون مع مفتشية الصحة ورعاية الشباب (IGJ) ، وضعت KNMP مبادئ توجيهية لإدارة عملية وواضحة لأدوية قانون الأفيون. يهدف الدليل إلى إزالة أي غموض بين الصيادلة حول تطبيق قانون الأفيون والإشراف عليه. يلفت الدليل الانتباه أيضًا إلى إمكانية الإدارة الرقمية. تؤكد IGJ و KNMP على أن الإدارة الصحيحة لعقاقير Opium Act في الصيدليات المجتمعية ضرورية لسلامة المرضى وللحد من المخاطر على الصحة العامة. يحتوي هذا الدليل على متطلبات الإدارة الصحيحة لعقاقير Opium Act في صيدليات المجتمع. نقطة البداية لهذا الدليل هي مرسوم قانون الأفيون. على أساس مرسوم قانون الأفيون ، توصل IGJ و KNMP إلى التنفيذ الإداري التالي لمواد قانون الأفيون. لقد أخذوا في الاعتبار حالة الأمور والجدوى في الممارسة الحالية: يدير الصيدلي الإيصالات التي وقعها لاستلام أدوية قانون الأفيون. يحتفظ بالإيصالات الموقعة ويمكنه إظهارها في شكل ورقي أو رقمي ، على التوالي حسب الوسائل والتاريخ. في حالة الفحص ، يمكن للصيدلي إظهار هذه الرسائل للمفتش دون تأخير كبير. يدير الصيدلي مخزون عقاقير قانون الأفيون في نظام معلومات الصيدلية (AIS). في حالة الفحص ، يمكن للصيدلي إظهار المخزون الإداري لكل منتج للمفتش. يمكن للمفتش مقارنة المخزون كما يظهر على الورق بالمخزون المادي الموجود في الصيدلية. يقوم الصيدلي بإدارة الوصفات الطبية بعد صرفه لعقار الأفيون. يتم حفظ الوصفات التي يتم تسليمها ويمكن عرضها في شكل ورقي أو في شكل رقمي. في حالة الفحص ، يمكن للصيدلي إظهار إدارة وصفات قانون الأفيون دون تأخير كبير. في حالة إجراء فحص ، يمكن للصيدلي التحقق من وصفات IMM (In Manu Medici)

    2. handreiking

      guide

    3. ontheffing

      تنازل waiver

    4. hennepproducten

      hemp products منتجات القنب

    5. sluikhandel

      illicit trade التجارة غير المشروعة

    6. ongeoorloofde vervaardiging

      unauthorized manufacture

    7. 6.2

      قانون الأدوية هو خليفة لقانون الأدوية (WOG). من لحظة التقديم في عام 1963 إلى لحظة الاستبدال في عام 2006 واعتماده في عام 2007 ، لعبت WOG دورًا مهمًا للغاية في الممارسة المهنية للصيدليات. يركز قانون الأدوية على المنتج والدواء وتصنيعه وتوزيعه بدلاً من التركيز على الممارسة المهنية. يرى المشرع أن المجموعة المهنية نفسها مسؤولة عن المتطلبات والمعايير المتعلقة بالممارسة المهنية. على سبيل المثال ، يمتلك الصيادلة معيارًا احترافيًا للرعاية الصيدلانية. بالنسبة للمجموعة المهنية ، بالإضافة إلى المعيار المذكور أعلاه للصيادلة ، هناك معيار الصيدلة الهولندي (NAN). يمكنك قراءة المزيد عن NAN في الفصل 7. بالإضافة إلى ذلك ، يعتقد المشرع أن الأمور المتعلقة بالممارسة المهنية يمكن تنظيمها بشكل أفضل في قانون مهن الرعاية الصحية الفردية (Wet BIG) وقانون جودة مؤسسات الرعاية. نناقش كلا هذين القانونين لاحقًا في هذا الفصل. كما تم دمج اللوائح الأوروبية مباشرة في قانون الأدوية. في الفترة التي تسبق قانون الأدوية الجديد ، كان هناك الكثير من الضجة حول ما يسمى بـ "المادة 19". نصت المادة 19 من WOG القديم على وجوب وجود صيدلي في كل صيدلية. في البداية ، أراد المشرع إزالة هذا الالتزام من قانون الأدوية الجديد. كانت هناك معارضة لهذا من جميع الجهات ، لأن جودة الرعاية المقدمة ستنخفض بشكل واضح إذا لم يعد الصيدلي في صيدلية. بعد كل شيء ، يقوم الصيدلي بفحص جميع الوصفات الطبية كل يوم. في المتوسط ​​، يمنع هذا الفحص حدوث خطأين دوائيين خطيرين في اليوم لكل صيدلية. أدت المعارضة أيضًا إلى الالتزام في قانون الأدوية بوجود صيدلي واحد على الأقل في كل صيدلية. يحتوي قانون الأدوية أيضًا على أحكام بشأن الاستغناء عن الممارسين العامين. كنت قادرًا على القراءة عن هذا الحكم في الفقرة 2. 3. تصنيف الأدوية إلى الفئات الأربع AV و UA و UAD و UR (الفقرة 1. 4. 6) ينشأ من قانون الأدوية. بصرف النظر عن الصيدليات ومخازن الأدوية ، تتوفر الأدوية المضادة للمركبات في المنافذ المرخصة. يوجد في هولندا حوالي 1000 نقطة بيع من هذا القبيل: محلات المضخات ، ومحلات التخييم ، ومحلات البقالة ، ومحلات السوبر ماركت الصغيرة والمتاجر في حديقة ترفيهية. يمكن لنقاط البيع هذه التقدم للحصول على ترخيص لبيع الأدوية المضادة للمركبات والحصول عليها إذا لم تكن هناك صيدلية أو صيدلية في دائرة نصف قطرها ثلاثة كيلومترات. وغني عن البيان أنه لا يجوز بيع جميع الأدوية من خلال نقاط البيع هذه. بعد كل شيء ، يعمل الناس هنا دون تدريب محدد أو معرفة بأدوية الرعاية الذاتية. ينصح مجلس تقييم الأدوية (MEB) بالأدوية التي تنتمي إلى الفئات المختلفة. يمكن الحصول على النص الكامل للقانون على موقع الويب www. wetten. nl. اعتبارًا من 1 كانون الثاني (يناير) 2012 ، تم أيضًا إدخال أحكام للوصيفين للإشارة إلى مؤشرات على الوصفات الطبية لعدد من الأدوية والقيم المختبرية. لقد تمكنت بالفعل من القراءة عن هذا في الفصل الخاص بمراقبة الأدوية.

    8. ophef

      ضجة fuss

    9. vervaardiging

      صناعة manufacture

    10. WOG

      Wet op de geneesmiddelenvoorziening

    1. tetanus (stijve kramp)

      الكزاز تسببه بكتيريا التيتانوس. يطلق مادة سامة تسبب تقلصات عضلية مؤلمة. توجد بكتيريا التيتانوس بشكل رئيسي في أوساخ الشوارع. تتطلب إصابة تراب الشارع النازفة بشكل سيئ (كشط) أو عضة كلب علاجًا ضد التيتانوس.

    2. rodehond (rubella)

      عدوى فيروسية مصحوبة بطفح جلدي نموذجي وتورم في الغدد الليمفاوية. يستمر المرض بشكل عام دون أي مشكلة. يتم تضمين الأطفال المولودين في عام 1986 وما بعده في برنامج التحصين الوطني. الفتيات اللواتي ولدن قبل ذلك تم تطعيمهن ضد الحصبة الألمانية في سن التاسعة. حدث هذا منذ عام 1975 ، لأنه في المرأة الحامل التي لا تحتوي على أجسام مضادة في أول عشرين أسبوعًا من الحمل ، يمكن أن تسبب الحصبة الألمانية اضطرابات نمو خطيرة للجنين (عيوب في القلب ، تشوهات في الجهاز العصبي ، تشوهات في العين ، اضطرابات في السمع).

    3. mazelen

      الحصبة مرض فيروسي يصيب الأطفال ، يتميز بالتهاب العين وأمراض الرئة والطفح الجلدي النموذجي. يتطور المرض على مرحلتين من الحمى ، حيث يظهر الطفح الجلدي في مرحلة الحمى الثانية. يندلع المرض في المتوسط ​​من ثمانية إلى اثني عشر يومًا بعد ملامسة حامل للجراثيم (فترة الحضانة). على الرغم من الاعتقاد السائد بأن الحصبة كانت مرضًا غير ضار تمامًا في مرحلة الطفولة ، إلا أن الأبحاث تظهر أن أعراضًا خطيرة إضافية (مضاعفات) تحدث في 10٪ من الحالات. معظم المضاعفات لا تسبب ضررًا دائمًا.

    4. kinkhoest

      مرض معدي جرثومي مصحوب بنوبات سعال شديدة. لا يزال لقاح السعال الديكي يُحقن في اللقاحات الأربعة الأولى لبرنامج تطعيم الأطفال. لم يعد هذا هو الحال مع إعادة التطعيم في سن الرابعة والتاسعة ، لأن السعال الديكي خطير بشكل خاص على الأطفال الصغار. بالإضافة إلى ذلك ، اتضح أن التفاعلات العكسية للقاح DKTP ناتجة عن لقاح السعال الديكي. منذ عام 2019 ، يوجد أيضًا تطعيم ضد السعال الديكي للنساء الحوامل. يتم هذا التطعيم في الأسبوع 22 من الحمل ويضمن حماية الطفل من السعال الديكي منذ الولادة.

    5. kinderverlamming

      يتسبب فيروس شلل الأطفال في الإصابة بشلل الأطفال. يتسبب هذا الفيروس في التهاب الخلايا العصبية في النخاع الشوكي ، مما قد يؤدي إلى الإصابة بالشلل. كان شلل الأطفال ("شلل الأطفال") شائعًا (متوطنًا) بين السكان ، ويسبب أحيانًا وباءً له عواقب وخيمة في بعض الأحيان ، بما في ذلك الإعاقة مدى الحياة.

    6. poliomyelitisvirus

      فيروس شلل الأطفال

    7. hersenvliesontsteking

      تسببه بكتيريا أو فيروس. العامل المسبب الأكثر أهمية ، خاصة عند الأطفال الصغار (جدًا) ، هو بكتيريا المستدمية النزلية من النوع ب (Hib). يصاب حوالي سبعمائة طفل دون سن الخامسة بعدوى خطيرة بمرض التهاب الكبد الوبائي كل عام ، ويصاب نصفهم بالتهاب السحايا (التهاب بطانة الدماغ). حوالي 2٪ من هؤلاء الأطفال يموتون وأكثر من 9٪ لديهم أعراض متبقية خطيرة (الصمم ، الصرع ، الشلل ، الإعاقة الذهنية). كانت خطورة المضاعفات وتوافر اللقاح الكافي سببًا لإضافة التطعيم إلى برنامج التحصين الوطني منذ عام 1993 فصاعدًا. لم يعد تطعيم الأطفال الأكبر من خمس سنوات مفيدًا. المكورات السحائية (النيسرية السحائية) هي أيضًا عوامل مسببة وتنقسم إلى الأنواع A و B و C. النوع B هو الأكثر شيوعًا في هولندا. التطعيم ممكن فقط ضد النوعين A و C.

    8. zuigelingen

      الرضع infants

    9. verwekker

      العامل المسبب

    10. Meningokokken

      المكورات السحائية

    11. verlamming

      شلل , paralysis

    12. geelzucht (hepatitis B)

      التهاب الكبد في الدم هو عدوى فيروسية تنتقل عن طريق ملامسة الدم (عمليات نقل الدم ، الإبر القذرة لمتعاطي المخدرات). يرتبط الفيروس بفيروس التهاب الكبد أ. وتتمثل خصائصه في قدرته على الدوران في الدم لفترة طويلة جدًا دون التسبب في أي أعراض (فترة الحضانة). ومع ذلك ، يمكن للناقلات نقل المرض. لأن مسار المرض أكثر خطورة من التهاب الكبد أ ، يوصى بتلقيح أي شخص قد يتلامس مع الدم الملوث. الفئات المعرضة للخطر هي على وجه الخصوص الأطباء وأطباء الأسنان وموظفو خدمات نقل الدم ومصابون بالهيموفيليا. المزيد من فيروسات التهاب الكبد معروفة الآن. يشار إلى هذه الفيروسات أيضًا بالحروف (التهاب الكبد C ، D ، إلخ).

    13. التهاب الكبد في الدم هو عدوى فيروسية تنتقل عن طريق ملامسة الدم (عمليات نقل الدم ، الإبر القذرة لمتعاطي المخدرات). يرتبط الفيروس بفيروس التهاب الكبد أ. وتتمثل خصائصه في قدرته على الدوران في الدم لفترة طويلة جدًا دون التسبب في أي أعراض (فترة الحضانة). ومع ذلك ، يمكن للناقلات نقل المرض. لأن مسار المرض أكثر خطورة من التهاب الكبد أ ، يوصى بتلقيح أي شخص قد يتلامس مع الدم الملوث. الفئات المعرضة للخطر هي على وجه الخصوص الأطباء وأطباء الأسنان وموظفو خدمات نقل الدم ومصابون بالهيموفيليا. المزيد من فيروسات التهاب الكبد معروفة الآن. يشار إلى هذه الفيروسات أيضًا بالحروف (التهاب الكبد C ، D ، إلخ).

    14. ziektebeloop

      disease course

    15. De dragers kunnen de aandoening echter wel overbrengen.

      ومع ذلك ، يمكن المصابون نقل المرض.

    16. verwant

      related

    17. aanbevolen

      recommended

    18. uitzieken

      run its course first

    19. Acute infectieziekte door een bacterie. In de keel worden vliezen gevormd met gevaar voor verstikking. Voor de behandeling is er een dierlijk immunoglobuline dat tegenwoordig bijna nooit meer hoeft te worden toegepast.

      مرض معدي حاد بواسطة بكتريا. تتشكل أغشية في الحلق مع خطر الاختناق. للعلاج ، هناك غلوبولين مناعي حيواني لا يحتاج أبدًا إلى تطبيقه هذه الأيام.

    20. difterie

      Diphtheria is a serious infection caused by strains of bacteria called Corynebacterium diphtheriae that make toxin. It can lead to difficulty breathing, heart rhythm problems, and even death. CDC recommends vaccines for infants, children, teens, and adults to prevent diphtheria.

      الخناق هي عدوى خطيرة تسببها سلالات من البكتيريا تسمى الوتدية الدفتيريا التي تصنع السم. يمكن أن يؤدي إلى صعوبة في التنفس ، ومشاكل في ضربات القلب ، وحتى الموت. يوصي مركز السيطرة على الأمراض (CDC) بلقاحات للرضع والأطفال والمراهقين والبالغين للوقاية من الدفتيريا.